Heldinnen

Vrouwen in de bevrijdingsstrijd van Azania/Zuid-Afrika

Nomvo Booi, Mojanku Gumbi, Maud Jackson, Shumakazi Jako, Oshadi Mangena, Maphiri Masekela, Phindile Mavuso, Stella Moabi, Zoey Mokgadi, Joyce Mokhesi, Mmagauta Molefe, Asha Moodley, Urbania Mothopeng, Arun Naicker, Phyllis Ntantala, Navi Pillay, Julia Ramashamole, Theresa Ramashamole, Buni Sexwale, Elisabeth Sibeko, Gladys Tsolo, Christine Qunta

‘De Zuid-Afrikaanse verzameling van wetten is een vervloekte bijbel van onderdrukking die bladzijdenlang volstaat met de barbaarse en vernederendste wetten die ooit geschreven zijn,’ sprak Elisabeth Sibeko (PAC1) in 1975 op de VN Wereldconferentie in Mexico City tijdens het Internationaal Jaar van de Vrouw2. Apartheid betekende voor zwarte vrouwen dat hen ook een pseudocultuur werd opgelegd bestaande uit een mix van elementen uit de Afrikaanse traditie en witte vooroordelen3.

Racisme, seksisme en uitbuiting beheersten het leven van zwarte vrouwen. Zij bleven levenslang minderjarig. Oshadi Mangena (BCM4): ‘..African women who were in their traditional systems producers and owners in their own right were in capitalism turned into perpetual minors through the law.  As minors they lost the right to own the basic resources for making a living. They became dependents of their male folk. In this way women were relative to men more dehumanized and their labour was more devalued. This created a condition for super-exploitation of women as women in the production system.’5

Vanuit een meervoudig onderdrukte positie namen zwarte vrouwen deel aan de bevrijdingsstrijd. Hun namen en vaak cruciale bijdragen aan die strijd zijn onderbelicht. Het Azania Komitee ontmoette en werkte met een aantal van deze inspirerende vrouwen gedurende de periode van 1974 tot 1996. Hun ervaringen, opvattingen en strijd staan centraal in dit artikel.

Algemene staking 1991 NACTU, COSATU, PAC, ANC, AZAPO. Demo Johannesburg. F: Azania Komitee

Positie zwarte vrouwen

Zwarte vrouwen werkten vooral in de landbouw, de dienstensector en de industrie. In de fabrieken hadden zij de minst betaalde banen, minder betaald dan hun zwarte mannelijke collega’s. Vrouwen werkten in de voedsel-, kleding- en leerindustrie. De meer geschoolde vrouwen maakten meer kans op een baan in het onderwijs of in de zorg. Met hun specifieke belangen en behoeften zoals zwangerschapsverlof werd geen rekening gehouden. Ongewenste intimiteiten, seksueel misbruik en het krijgen van een baan voor een seksuele tegenprestatie waren aan de orde van de dag.

Landarbeidsters (vaak seizoensarbeid) en dienstpersoneel werden niet beschermd door de wet. Minimumloon, vastgestelde uren of vakanties bestonden niet. Sommige boeren betaalden hun arbeidsters in natura. ‘Het komt voor dat een vrouw een hele dag werkt voor een emmer tomaten. Aan het eind van de dag moet ze dan nog eens werken om door de verkoop van de tomaten aan geld te komen.’6

De bewegingsvrijheid van vrouwen werd streng gereguleerd via de Apartheidswetgeving. In 1952 wilde men de pasjeswetten ook voor vrouwen invoeren om zo hun trek naar de stad in te perken. In de stad zochten ze werk om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Dankzij de strijd van de vrouwen duurde het zeven jaar voordat de pasjeswet ook vrouwen verplichtte een pas te dragen. Het verzet van de zwarte bevolking tegen de passenwetten bleef. In 1960 reageerde het Zuid-Afrikaanse regiem op vreedzame protestdemonstraties met het aanrichten van een bloedbad in Sharpeville en andere plaatsen7.

Zonder toestemming werd vrouwen het recht ontzegd in de stad te werken en te wonen. Ze riskeerden hoge boetes en gevangenschap bij overtreding van de passenwetten. Door armoede gedreven nam men dat risico op de koop toe. Werkgevers profiteerden van deze situatie door nog lagere lonen uit te betalen en moedwillig blind te zijn voor de vaak miserabele arbeidsomstandigheden.

Thuislanden

‘Het is het tragische verhaal van duizenden jonge vrouwen’

In de ‘thuislanden of Bantustans’8 waren fabrieksarbeidsters nog slechter af. De wetten die arbeiders in steden nog enige bescherming gaven golden niet in de thuislanden. Vakbonden waren niet toegestaan. Vrouwen in de Bantustans  zag men tijdens Apartheid als ‘overbodige aanhangsels’, zoals een Minister van Bantu Zaken het verwoordde. Elisabeth Sibeko (PAC) kwam uit zo’n gebied en onderstreepte9 wat onderzoekster Landis beschrijft: dat om te kunnen bestaan de vrouwen bijna de hele dag besteden aan het zoeken van brandhout en het dragen van water uit de dichtstbijzijnde rivier. Vaak zijn het weduwen. Als vrouw konden ze geen aanspraak op land maken. Soms lukte het een stuk land te huren. De opbrengsten uit de veelal onvruchtbare grond waren mager. Dit alles leidde tot armoede met onvermijdelijke ziekten en sterfte door verhongering. De mensen leden aan kwashiorkor (gebrek aan eiwitten), pellagra (vitaminegebrek) en beriberi (tekort vitamine B1).

Phyllis Ntantala 1920-2016 F: Unisa

Phyllis Ntantala schreef in 1957 over het leven in de aan Afrikanen toegewezen plattelandsgebieden: ‘Het is het tragische verhaal van duizenden jonge vrouwen die weduwe zijn lang voordat ze de leeftijd van 30 jaar hebben bereikt; van jonge, getrouwde vrouwen, die nooit moeder zijn geworden; van jonge vrouwen wiens leven een lang klaaglied van zorgen is geweest – het begraven van de ene baby na de andere, en uiteindelijk hun man – die geliefde die ze nooit gekend heeft als man en vader. Voor hen – zowel mannen als vrouwen – betekent de volwassenheid het einde van het leven; het betekent eenzaamheid, zorgen, tranen en dood; het betekent leven zonder toekomst omdat er geen heden is.’10

Witte vrouwen

Witte vrouwen profiteerden van de armoe waarin zwarte vrouwen zich bevonden en gebruikten de gepropageerde pseudocultuur als schaamlap voor hun uitbuiting. Het Apartheidssysteem dwong zwarte vrouwen (en vaders) hun kinderen achter te laten in de zogenaamde thuislanden om in de stedelijke gebieden te werken. In de onvruchtbare ‘thuislanden’ was immers geen droog brood te verdienen. Bij witte vrouwen konden zij in dienst treden als goedkope huishoudsters en kindermeisjes. Witte vrouwen sloten hun ogen voor hoe traumatisch het was om je kinderen voor langere tijd achter te laten. Ze geloofden liever dat het ‘traditie’ en dus ‘normaal’ was dat zwarte kinderen zonder hun ouders in armoede opgroeiden en dat dit zwarte moeders onverschillig liet11.

In Apartheid Zuid-Afrika maakten witte vrouwen deel uit van de economische en politieke macht verbonden met een door witte mannen gedomineerde superioriteitscultuur. Die positie beinvloedde hun visie en strijd en domineerde het publieke debat12.

Zich progressief noemende witte vrouwen veronderstelden dat zwarte vrouwen en witte vrouwen als zusters in een gemeenschappelijke strijd stonden. Witte feministen wilden niet zien en erkennen dat ze bijdroegen aan de systematische onderdrukking van de zwarte vrouwen.

Dat de belangen van zwarte en  witte vrouwen niet samengaan laat het volgende voorbeeld zien13. Zo protesteerden in de vroege jaren ‘80 witte feministen tegen het verbod op nachtarbeid door vrouwen. Zwarte vrouwen steunden die eis niet. Nachtarbeid zou hun leven nog moeilijker maken. Opvang ‘s nachts regelen voor hun kinderen was lastig, het was gevaarlijk om zonder eigen auto naar het werk te gaan en ze liepen meer risico op ongewenste initimiteiten. Het betekende ook dat ze in feite 24 uur zouden moeten werken want eenmaal thuis gaat daar zonder hulp het leven verder. Deze zaken raakten de witte vrouwen niet. Zij beschikten over huishoudelijke hulpen, oppassen voor de kinderen en eigen vervoer.

Witte wetgeving, religie, gebruiken

Zwarte vrouwen gevangen in meerdere wettelijke systemen, gebruiken en religies

In 1993 organiseerde UMTAPO een landelijk seminar over de positie van zwarte vrouwen in Zuid-Afrika. Het was de eerste keer dat dit onafhankelijk van witte vrouwen plaatsvond. In haar bijdrage Sexual Politics and Legal Rights ging Navi Pillay in op de gevolgen van witte wetgeving op het leven van vrouwen.

Eén van de eerste wetten die in Zuid-Afrika werd aangenomen (in 1686 door Baron Von Imhoff) verbood seks tussen verschillende ‘rassen’ en stelde de doodstraf voor de zwarte man die seksuele omgang had met een witte vrouw. Voor witte mannen gold dat omgekeerd niet. De mythe van de losbandige zwarte vrouw kwam de witte man goed van pas. Navi Pillay: ‘By perpetuating the myth that black women were incapable of fidelity, white men hoped to so devalue them that it freed them from moral scruple in their relationship with black women.’ De wet was de voorloper van de latere Immoraliteitswet en de Wet op Verbod van Gemengde Huwelijken. In 1985 werden deze wetten afgeschaft.

In Zuid-Afrika had de man als hoofd van het gezin volledige wettige bevoegdheden. Volgens het Afrikaanse gewoonterecht staat de vrouw onder voortdurend voogdijschap van haar vader, echtgenoot en na zijn dood onder die van broer of meerderjarige zoon. De Zuidafrikanen van Indiase afkomst hadden te maken met het Indiase sociale systeem met soortgelijke  patriarchale verhoudingen binnen het gezin en familie. De Zuid-Afrikaanse wetgeving versterkte deze verschillende overtuigingen, de religie en het door mannen gedomineerde gezin. Huiselijk geweld en misbruik golden als een privézaak.

Sinds 1988 konden vrouwen in gemeenschap van goederen trouwen. De grote meerderheid van de vrouwen in eerder gesloten huwelijken bleef nog steeds ondergeschikt aan de man die de echtelijke macht uitoefent.

Navi Pillay, 1996 op ‘Towards the 21st Century- Rebuilding a Nation’ Umtapo conferentie

Zwarte vrouwen bevonden zich dus in een verwarrende positie omdat ze gevangen zaten in meerdere wettelijke systemen, gebruiken en religies. Navi Pillay: ‘Religion dictates that women must obey men and suffer in silence.’ Ze noemt een aantal voorbeelden uit de verschillende godsdiensten in Zuid-Afrika. De Hindoe godsdienst: ‘Tulsidas in his Ramayana expressed his contempt for women when he wrote that if women became independent  it would lead to evil. Therefore he prescribed that the Drum, the village fool, the Shudras, animals, women: all these are fit to be beaten.’

De Islam, de Koran: ‘Men have authority over women because Allah has made one superior to the other. Good women are obedient. They guard their unseen parts because Allah had guarded them. As for those whom you fear disobedient admonish them and send them to beds apart and beat them.’

Het Jodendom: ‘Jewish tradition has considered women intellectually and spiritually inferior to men. Mishnah – a basic part of the Talmud – states that learning the Thora is a ‘paradox’ for women as ‘they will turn the words of the Thora into foolish words due to lack of understanding and interest. Talmud: A woman is a pitcher full of filth with its mouth full of blood yet all run after her.’

Het Christendom: ‘Wives, submit yourselves unto your husbands, as unto the Lord, for the husband is the head of the wife, even as Christ is the head of Church…Therefore as the Church is subject up to Christ so let wives be to their husbands in everything. In New Testament passages, Paul uses the analogy of the church’s subjection to Christ in commanding wives to be subject to their husbands in everything.’

Over het systeem van trekarbeid betoogde Navi Pillay:‘The system of migrant labour laws was the single greatest contributer to the break-up of African family life that cohabitation between the worker and his family in urban areas was unlawful. The reality for the majority of women in South Africa today is that they are single parents and de facto heads of families, struggling for survival.’

Navanethem (Navi) Pillay begon als eerste zwarte vrouw in 1967 een advocatenkantoor in Durban. Zij zette zich in voor politieke activisten en stelde martelpraktijken en slechte gevangenisomstandigheden aan de kaak. In 1995 werd zij benoemd als eerste zwarte rechter bij het Zuid-Afrikaanse Gerechtshof. Later was zij rechter bij het Internationale Strafhof in Den Haag. Van 2008 tot 2014 was zij Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN.  Ze ondertekende in die functie het document BORN FREE AND EQUAL, over seksuele oriëntatie en genderidentiteit in internationale mensenrechten. Als lid van de Women’s National Coalition droeg zij bij aan de nieuwe grondwet van Zuid-Afrika en zorgde er mede voor dat in de nieuwe Zuid-Afrikaanse grondwet kwam te staan dat discriminatie op grond van ras, religie en seksuele geaardheid verboden werd.

Een persoonlijke geschiedenis

‘Mijn verhaal is een typerend en pijnlijk verhaal van culturele en politieke onderdrukking’

Met haar persoonlijke verhaal illustreert Shumakazi Jako (PAC) hoe het Apartheidsregiem haar leven verwoestte en hoe zij dat overleefde.

‘Achter iedere Zuid-Afrikaanse vrouw in ballingschap gaat de diepe tragedie schuil van het gescheiden zijn van familie, man en kinderen. Over de omstandigheden die leiden tot het leed van deze vrouwen wordt niet gepraat. Het lijden is een tweede natuur/cultuur geworden. Uiteraard verschillen zwarte vrouwen op dit gebied niet veel van vele vrouwen uit de arbeidersklasse over heel de wereld, waar zij ertoe gesocialiseerd zijn om pijn en leed als normaal te accepteren,’ aldus Shumakazi Jako op de Internationale Conferentie over Vrouwen en Apartheid, mei 1982 in Brussel14. ‘De aanwezigheid van een onderdrukkende, gewelddadige, kolonialistische, imperialistische, racistische regering heeft bijgedragen aan het nog meer versterken van de onderdrukking van vrouwen en iedere poging om hun eigen keuzes te maken heeft ondermijnd.

Shumakazi Jako betoogde dat ook in vroegere tijden de vrouwen ondergeschikt waren aan mannen. Binnen het huwelijk werd de vrouw als eigendom gezien van de man. De familie bepaalde met wie werd getrouwd. In Apartheid Zuid-Afrika brachten vrouwen jarenlang zonder hun echtgenoten door. Bij afwezigheid van de man nam zijn familie het gezag van de ouders over. Zijn vrouw kon geen enkele beslissing nemen ten aanzien van zichzelf of de kinderen. Shumakazi Jako: ‘Mijn verhaal is een typerend en pijnlijk verhaal van culturele en politieke onderdrukking.’

Huwelijk

Dat ik mijn 28-jarige echtgenoot zou trouwen als 18-jarig meisje was door de twee families besloten toen ik nog op school zat. Onderhandelingen over ons huwelijk vonden plaats terwijl mijn echtgenoot wegens zijn werk in Kaapstad afwezig was. Hoewel ik hem kende, bestond er geen relatie tussen ons en geen verkering zoals in de westerse maatschappij gebruikelijk was. Mijn verloofde kwam thuis voor ons huwelijk dat voltrokken werd in december 1956. Ik wist weinig van mijn man. Volgens de traditie vertelde hij mij nooit over zijn politieke banden en betrokkenheid in Kaapstad. We brachten korte tijd samen door in Elliotdale. Toen hij voor zijn werk in februari 1957 terugkeerde was ik pas twee maanden zwanger. Ik bleef op het platteland in Elliotdale en zorgde voor mijn schoonouders.’

Haar eerste kind werd geboren in oktober 1957 en pas het daaropvolgende jaar zag haar echtgenoot zijn dochter. Hij kwam voor de begrafenis van zijn moeder die aan kanker overleden was. Shumakazi Jako had haar schoonmoeder lange tijd verpleegd. ‘Mijn man bleef enige tijd bij ons, maar tijdens deze periode trof ons opnieuw een tragedie. Mij schoonvader stierf in december op hoge leeftijd. Mijn echtgenoot bleef nog een paar maanden en keerde toen terug naar Kaapstad.’ Ondertussen bleek haar dochter langdurig ziek en kreeg ze een miskraam.

‘In maart 1961 nam ik mijn zieke kind mee naar Kaapstad waar mijn man werkte. Ik ontdekte dat hij in een pension voor mannen woonde en dat vrouwen daar niet werden toegelaten. Volgens de wet worden zwarte vrouwen niet geacht in de stedelijke gebieden te wonen. Mannen worden alleen toegelaten als arbeiders. Elke keer als ze werkloos zijn wordt hun verlof om in de stad te zijn ingetrokken. Mijn man moest toestemming vragen voor mij bij hem te mogen zijn. Men stond een verblijf van twee weken toe en later werd dat  zes maanden in verband met de ziekte van mijn dochter. Mijn man slaagde erin een kamer te vinden waar we konden blijven. In deze periode vermoedde ik dat mijn man ergens bij betrokken zou kunnen zijn, alhoewel hij zelf daarover zweeg. Ik merkte dat hij rusteloos en waakzaam werd elke keer als hij een politieagent zag. Intussen onderging mijn dochter een operatie in het Groote Schuur ziekenhuis. Inmiddels zwanger geworden werd ik Kaapstad uitgewezen en moest met mijn dochter terug naar het platteland van Elliotdale.’

Veiligheidsdienst

‘In december 1962 ondervroeg de Special Branch15 mij en mijn schoonzus. Ik was net bevallen van mijn tweede kind, een zoon. Ze wilden weten waar mijn man was en ik vertelde hen volgens onze gebruiken dat ik er geen idee van had wat mijn man deed of waar hij in die tijd was. Alles wat ik wist was dat hij in Kaapstad werkte. Een paar dagen later kwam mijn man onverwacht na middernacht thuis. Ik vertelde hem dat de Special Branch langs was geweest en hem zocht. Zij hadden me verteld dat als ze hem ooit zouden vinden dat het einde voor hem betekende. Toen ik probeerde er bij mijn man achter te komen wat er aan de hand was, kalmeerde hij me alleen maar zonder me iets uit te leggen. Alsof hij op het punt stond te sterven zei hij: Shumikazi, ik weet dat je nog jong bent, maar als er iets met mij mocht gebeuren zou je moeten hertrouwen. Dagenlang verborg hij zich in de boomgaard tot hij opeens verdween. Ik had geen idee waar mijn man heen was gegaan. Er was geen enkele communicatie. Op mysterieuze wijze ontving ik geregistreerde brieven met geld erin, uit East London en soms uit Lesotho. Ik wist de naam van de afzender niet. In deze periode viel de Special Branch herhaaldelijk mijn huis binnen, ondervroeg me, doorzocht het huis en las mijn post. Zij wilden weten waar mijn man was, soms dreven ze de spot met me en zeiden dat hij dood was, ik hem nooit meer zou zien en dat ik in ieder geval niet langer zijn vrouw was.’

Staking

‘Mijn kinderen zaten nu allebei op school. De armoe dwong me werk te zoeken omdat zelfs de mysterieuze brieven met geld niet meer kwamen. Ik nam een baan aan in de wasserij van het plaatselijke ziekenhuis en verdiende daar 4 Rand per maand (1,13 Euro). 

De arbeidsomstandigheden waren erg armzalig en met een nichtje organiseerde ik een staking voor meer loon. Dat was heel moeilijk, omdat de vrouwen bang waren om hun baan kwijt te raken, ondanks het feit dat ze maar een schijntje betaald kregen. Sommige vrouwen bedreigden me en zeiden dat ze hun baan niet wilden verliezen. Toen we bij de opzichter werden geroepen om onze grieven te vertellen begonnen sommige vrouwen te zeggen dat ze nergens klachten over hadden. We kregen een loonsverhoging van 1 Rand. Ik werd al gauw overgeplaatst en belast met de leiding van de keuken, maar mijn grotere verantwoordelijkheid werd niet extra beloond.’  

Gevangenschap, marteling

‘Ik deelde een kamer met een collega in het huis voor het personeel van de wasserij. Op een nacht in 1967 hoorden we een hard gebonk op de deur en daar stonden drie witte mannen. Ze drongen naar binnen en wilden weten wie Shumakazi was. In een shocktoestand maakte ik mezelf bekend. Ze trokken aan me en eisten dat ik me zou aankleden zodat ik mee kon. Mijn vriendin wilde weten waar ze me heen zouden brengen. Een van de veiligheidsagenten, die Mr. Card werd genoemd en vloeiend Xhosa sprak, zei tegen mijn vriendin dat ze haar mond moest houden. De agenten weigerden de kamer uit te gaan terwijl ik me aankleedde en bleven naar me schreeuwen: ‘Schiet op, kleed je aan, jij kaffermeid. We willen jou.’ Ze frommelden me in een politieauto. Op weg naar East London knepen ze mijn keel dicht zodat ik amper kon ademen. Ze stompten me, knepen mijn adem af en hielden hun hand op mijn mond zodat niemand kon horen dat ik huilde. In East London werd ik naar de Cambridge Gevangenis gebracht waar ik met tien andere vrouwen in een kleine cel werd opgesloten. Er was geen arrestatiebevel en er werd geen aanklacht ingediend. Het toilet was een gat in de vloer met een deken eroverheen. Ik kon die nacht niet slapen, ik moest aan mijn kinderen en moeder denken.  En aan de andere dakloze kinderen die ik een thuis gegeven had. Ik was de kostwinster geworden.

Het lot van de familie lag in mijn handen. In de ochtend kregen we om 6 uur pap met een mok koud water. Mr. Card ondervroeg mij over de brieven die ik kreeg. Waar kwamen ze vandaan en wie schreef ze. De brieven waren onder pseudoniem. Mr. Card sprong op me af en begon me te stompen. Ik viel neer. Ik vertelde hem dat mijn echtgenoot Nkululeko Jako was en dat ik er geen idee van had waar de brieven vandaan kwamen. Hij sloeg me terwijl ik op de grond lag. Ik huilde: ‘Waarom moet ik sterven voor de daden van mijn man?’ Ik werd gemarteld en voelde me machteloos. Plotseling zag ik bloed langs mijn benen lopen. Ik was geschokt. Het was erg vernederend om me in deze toestand in het bijzijn van een vreemde man te bevinden. Ik laat zelfs niet toe dat mijn man deze uitgesproken privé-kant van mijn vrouwzijn ziet. Mr. Card liet me naar een kleinere cel brengen die op een toilet leek, zonder raam om me zo te isoleren. De dekens waren vuil en zaten vol luizen. Ik kon me er niet toe zetten de dekens te gebruiken en zat maar in de  hoek aan de andere kant van het gat dat de wc was. Mijn jas gebruikte ik als deken.

De volgende dag kwam een zwarte politieagent me halen voor verdere ondervraging en marteling. Dagen later: Mr. Card vroeg me hoe duur het bustarief was naar Elliotdale. Ik zei dat ik beter naar mijn werkplek teruggebracht kon worden. Card zette me af bij het hek en reed weg. Intussen had mijn nicht mijn werk gebeld en had daar te horen gekregen dat een paar mannen mij hadden meegenomen en ik verdwenen was. Mijn nicht lichtte mijn moeder in. Mijn vrienden en familie belden tevergeefs alle ziekenhuizen en politiebureaus af om mij op te sporen.’

Bij haar terugkomst: ‘Mijn moeder herkende me nauwelijks omdat ik vol blauwe plekken zat. Ik was geschopt, geslagen en gemarteld. Maandenlang kon ik niet goed horen. Mijn gehoor was aangetast. Mijn moeder wilde procederen ter wille van mij, maar ik was bang dat zij dezelfde ervaring zou moeten ondergaan als ikzelf. Ze was op leeftijd maar in Zuid-Afrika houdt men geen rekening met leeftijd als het om Afrikanen gaat.

Shumakazi Jako kon dankzij een nicht werk vinden in Johannesburg. ‘Ik kon niet rondkomen van mijn salaris van 5 Rand per maand. De kinderen werden groot en ik moest zorgen voor schoolgeld en uniformen. Om toch een werkvergunning te krijgen veranderde ik mijn naam in mijn meisjesnaam. Vrouwen van het platteland worden er vaak toe gedwongen als dienstmeisje/huishoudster te werken bij witte vrouwen die hen uitbuitten. Terwijl ze weten dat vrouwen uit de zogenaamde thuislanden niet in de stad worden toegelaten, kreeg ik toch een baan als kindermeisje en werkmeisje. Ik begon om zes uur in de ochtend en was om vijf uur klaar nadat ik ook het avondeten had bereid. Dan ging ik door naar een ander baantje als strijkster en babysitter terwijl mijn witte werkgeefster naar de bioscoop ging. Ik kreeg voor mijn  fulltime baan 7 Rand per maand. En kon er 3 Rand bij verdienen als babysitter. Eén keer per jaar bezocht ik mijn moeder en de kinderen. Gewoonlijk vertelde mijn moeder dat de politie dikwijls mijn kinderen uit de klas haalde en ondervroeg over mijn man. De kinderen waren nog heel jong, vier jaar en 9 maanden, toen mijn man wegging.’

Ballingschap

‘In 1976 kreeg ik een brief van het Internationale Rode Kruis waarin stond dat mijn man een zware operatie moest ondergaan. Toen kreeg ik een brief van mijn man uit London. Dit was voor het eerst in 14 jaar dat ik iets van mijn man hoorde. Hij vroeg me of ik met de kinderen naar hem toe wilde komen in Botswana. Het  betekende het begin van een nieuwe vorm van lijden. Als balling reisde ik in 1976 in het geheim naar Botswana. In Botswana wachtte ik een jaar lang op een visum om me in Engeland bij mijn man te kunnen voegen. Mij kinderen waren ziek en ik maakte me zorgen over het wel en wee van mijn familie en vrienden thuis. Uiteindelijk werden mijn man en ik in 1978 in Engeland herenigd.

Hier eindigt mijn verhaal, ik ben echter één van de vele duizenden vrouwen die soortgelijke en dikwijls nog ergere verhalen te vertellen hebben dan ikzelf,’ aldus Shumakazi Jako.

Vrouwen in de bevrijdingsbeweging

Buni Sexwale, Sharpeville Herdenking, Nederland, 1991. F: Azania Komitee

In de bevrijdingsbewegingen ANC, PAC en BCM was een gelijkwaardige rol voor vrouwen niet vanzelfsprekend. Vrouwen zijn lang buiten de politieke gebeurtenissen van het land gehouden. Bij de  oprichting van het SANNC (later ANC), de eerste nationale bevrijdingsbeweging in 1912, waren geen vrouwen betrokken.

Buni Sexwale (ANC)16 bracht in 1991, tijdens de Sharpeville Herdenking in Nederland17, in herinnering dat pas sinds de jaren ’40 vrouwen werden toegelaten tot de verzetsorganisaties en hekelde het feit dat vrouwen ontbraken in de onderhandelingsfora over de toekomst van Zuid-Afrika. Zij onderstreepte dat het bekleden van posities door vrouwen niet voldoende was om de gelijkheid van vrouwen te agenderen.

Christine Qunta (BCM) stelde in 1992 dat ‘Political movements have not done enough to train women to be leaders.’18 En ‘We didn’t call ourselves feminists but we didn’t take nonsense from men; we weren’t going to be  pushed around.’19

Arun Naicker (UMTAPO)20 in 1993: ‘In de strijd voor bevrijding zijn zwarte mannen onze kameraden en bondgenoten. De ‘witte zusters’ staan aan de kant van de onderdrukkers… Wij zijn van mening dat zwarte solidariteit nog steeds het sterkste wapen is tegen imperialisme en neokolonialisme. Om die solidariteit te versterken moeten zwarte mannen ophouden zwarte vrouwen als slaven te zien en hen als objecten te beschouwen die op ieder moment beschikbaar zijn. Met andere woorden: zwarte mannen zouden moeten stoppen zwarte vrouwen te behandelen en te beoordelen zoals de witte maatschppij grotendeels de zwarte bevolking ziet en behandelt. De effecten van het patriarchaat op het zelfbewustzijn van de zwarte vrouw komen overeen met de psychologische effecten van het witte racisme op de zwarte bevolking.’

Mojanku Gumbi 21(AZAPO) overwoog in 1993 een vrouwenpartij op te richten. Ze constateerde een verrassend gebrek aan vrouwen op centrale beslissingsniveaus van de zwarte bevrijdingsbewegingen. ‘Struggle for gender equality was still being treated as separate from the national struggle for liberation when in fact they were linked and should be treated with equal seriousness.’22

Vrouwenstrijd in ballingschap

‘Vrouwen hebben het recht om een rol te spelen in de politieke activiteiten van de natie’

In de jaren voor de afschaffing van Apartheid en de legalisering van de bevrijdingsbewegingen in 1990 vond de discussie over de rol en positie van vrouwen vooral plaats in het kader van de strijd voor nationale bevrijding. Vrouwen moesten hun gelijkwaardige plaats daarin bevechten.

In 1980 organiseerde het PAC in samenwerking met UNESCO in Dar Es Salaam hun eerste vrouwenseminar. Het PAC ‘voelde zich verplicht een seminar voor vrouwen van Azania te organiseren om ze in staat te stellen hun speciale positie te analyseren’. Rita Grijzen was namens het Azania Komitee aanwezig als waarnemer en berichtte erover in Azania Vrij24.

PAC Vrouwenseminar 1980, Dar Es Salaam, Tanzania F: Azania Komitee

Stella Moabi (1944-2017), lid van het PAC sinds de oprichting in 1959 sprak: ‘De rol van de PAC vrouwen heeft zich ontwikkeld van PAC-lid worden door te trouwen tot een geüniformeerd kader in een militair PAC kamp.’ Vanaf het begin van het PAC in 1959 ‘wisten onze toenmalige leiders dat de vijand gewelddadig zou reageren. Zij brachten de organisatie op voet van oorlog door het strategische besluit te nemen dat de vrouwen niet direct betrokken moesten worden (in de Positieve Actie Campagne), zodat zij het gezinsleven draaiende konden houden als de mannen gevangen zouden zijn. Ondanks deze beslissingen speelden vrouwen van alle leeftijden een belangrijke rol… en namen de vrouwen de plaats in naast de mannen’. Het PAC werd al binnen een jaar na haar oprichting verboden verklaard25. De PAC leiding en vele andere PAC mannen werden gevangen gezet. Het waren de PAC vrouwen die het PAC ombouwden tot een goed georganiseerde ondergrondse beweging.

PAC Vrouwenseminar 1980, Dar Es Salaam, Tanzania F: Azania Komitee

Christine Qunta, één van de aanwezige BCM vertegenwoordigsters op het seminar: ‘Als mannen in de bevrijdingsbeweging niet opnieuw leren om vrouwendeelname aan te moedigen en in plaats daarvan ze simpelweg aan zich te binden voor hun eigen amusement of status, dan betekent dat dat het aantal militanten gereduceerd wordt en de strijd wordt gehinderd.’ 

Christine Qunta

Christine Qunta zat in de Westelijke Kaap in de regionale leiding van SASO en BPC. In 1975 vluchtte ze naar Botswana. Ze studeerde rechten in Australië en werkte als advocate in Botswana en Zimbabwe. In 1993 keerde zij terug in Zuid-Afrika en begon daar een advocatenpraktijk. Christine Qunta schreef de dichtbundel Hoyi Na! Azania26, Women in Southern Africa27 en Why we are not a nation28.

Een andere vertegenwoordigster van de Zwarte Bewustzijnsbeweging: ‘Vrouwen hebben het recht om een rol te spelen in de politieke activiteiten van de natie. Lilian Ngoyi29 leidde  de demonstraties tegen de Passenwetten in 1956. In 1952 werd zij tot president van de vrouwenliga van het ANC gekozen. Cynthia Dichaba en Patricia Phetalo werden in het midden van de zestiger jaren schuldig bevonden aan het behoren tot en het bevorderen van de doelen van het verboden PAC. Zij werden beschuldigd van het bij zich hebben van ophitsende pamfletten tegen het Zuid-Afrikaanse racistische regiem.’

De opkomst van de BCM, geleid door SASO, BPC en NAYO30 en andere aan de BCM verbonden organisaties, deed gelijktijdig de opkomst zien van vrouwen, die op gelijke voet stonden met de mannen. ‘Vrouwelijke militanten van een hoog kaliber stonden zij aan zij met de Tiro’s, Biko’s en Shezi’s. Het zal niet verbazen dat Winnie Kgware werd gekozen als eerste president van de BPC… Gedurende de periode 1972-74 had de strijd in Azania niet kunnen plaatsvinden zonder de actieve deelname van de vrouwelijke arbeiders. De oprichting van de Zwarte Vrouwenfederatie, de ontwikkeling van de BCM in het algemeen en georganiseerde betrokkenheid van vrouwen in de strijd kenmerken een historische mijlpaal.’

Een strijdster van de Zimbabwe African National Liberation Army (ZANLA) sprak op het PAC Vrouwenseminar over wat een vrouw te doen stond tijdens de bevrijdingsstrijd:

Poster Azania Komitee, W. Gerritsen

‘Een toegewijd en enthousiast vrouwenkader draagt drie wapens: een geweer, waarmee ze de massa’s verdedigt en vecht tegen de vijand; een politiek bewustzijn, waarmee ze massa’s leidt; de kennis hoe voedsel te produceren om de massa’s te voeden.’ 

‘Veel mannen zitten vast aan patronen en denkbeelden over vrouwen, waarmee ze zijn opgevoed’

Drie jaar later, in 1983, bezocht Irene Scheltes namens het Azania Komitee de viering van de Internationale Vrouwendag op 8 maart in London. De strijdende vrouwen uit de Derde Wereld31 waren ruim vertegenwoordigd. Ze kwamen uit El Salvador, Chili, Ierland, Azania/Zuid-Afrika (PAC en ANC), Palestina (PLO) en Namibië. Stella Moabi en Zoey Ethel Ntombizonke Mokgadi-Mbobela vertegenwoordigden het PAC. Stella Moabi woonde toen als balling in Engeland en bleef ook daar actief voor het PAC. Zoey Mokgadi was als balling woonachtig in West-Duitsland en coördineerde daar de vrouwensectie van het PAC.

Op de agenda stonden onderwerpen die ook vandaag nog actueel zijn: vrouwen in de strijd voor nationale bevrijding, vrouwenstrijd en revolutie, vrouwen onder repressieve regiems, immigratie en minderheden, Derde Wereld feminisme versus westers feminisme, vrouwen uit de Derde Wereld en de media, gezondheid en onderwijs, vrouwen en religie, verborgen racisme, anti-semitisme en zionisme. Ook toen al stelde men dat geen enkele witte vrouw zich vrij kon pleiten van racisme, hoe onbedoeld en onbewust dat misschien ook was.

Stella Moabi (1944-2017) vertelde over het leven onder een repressief bewind: ‘Alles wordt voorgeschreven: wat je moet en wat je niet moet. Dat beïnvloedt het familieleven. De beproevingen die van buitenaf worden opgelegd gaan met ons mee naar huis. De ellende van de boerderij, de werkvloer en de mijn wordt de ellende in de huiskamer en de slaapkamer. Alleen al op het niveau van de man-vrouwrelaties hebben de maatregelen van een repressief regiem een enorme impact. In het racistische Zuid-Afrika kan het gebeuren dat een man die van zijn werk komt wordt aangehouden door een politieagent en geen pasboek kan laten zien. Als hij al niet wordt gearresteerd komt hij met een slecht humeur thuis en reageert dat af op zijn vrouw. Het kan nog erger. Als je man wordt gearresteerd kan het gebeuren dat je daar de eerste tijd niets van te weten komt. Niemand zal je iets vertellen. Je gaat op drie plaatsen zoeken: het ziekenhuis, de gevangenis of het lijkenhuis. In die volgorde. Doodsangst, zorg en strijd nemen je in beslag. Als vrouw maak je je niet alleen zorgen over je eigen veiligheid of over de pijnen die je moet doorstaan bij martelingen, maar ook zit je in doodsangst over je kinderen: wat hebben ze te eten, zijn ze veilig, hoe doodsbang zijn ze en wat doet de terreur met hen.’

Zoey Mokgadi, Rotterdam F: Azania Komitee

Zoey Mokgadi onderstreepte dat het in Azania gaat over een nationale bevrijdingsstrijd van mannen en vrouwen. ‘Het is echter ook zo dat mannen vrouwen domineren… Veel mannen zitten vast aan patronen en denkbeelden over vrouwen waarmee ze zijn opgevoed: bijvoorbeeld dat vrouwen niet horen te vechten omdat ze dat niet kunnen en omdat we door de mannen beschermd zouden moeten worden… dat soort ideeën en de mannelijke overheersing in het algemeen kunnen we bestrijden door erop te wijzen dat vrouwen in gevangenschap, in het dagelijkse leven, in de strijd precies dezelfde moeilijkheden ondervinden en dus dezelfde rechten hebben!’

Ook binnen het PAC hebben we te maken met dit soort ideeën zoals ‘vrouwen horen niet te vechten’, aldus Stella Moabi maar ‘binnen APLA worden de vrouwelijke kaders op dezelfde basis als mannen opgeleid, en de vrouwen hebben dezelfde promotiekansen’.

Beide vrouwen zochten ook contact met witte feministische groepen. Dat was lastig in een situatie waar de gangbare Anti-Apartheidsbewegingen alleen steun voor het ANC propageerden. Met vrouwen uit de Derde Wereld speelde dat probleem niet. Men onderhield goede contacten met onder andere PLO-vrouwen en Chileense vrouwen. Met de PLO vrouwen streden zij voor het terugwinnen van hun land. ‘Zij voor Palestina en wij voor Azania, dat schept een band.’

Aan witte vrouwen richtten zij de boodschap om ‘niet onze strijd’ te voeren en bijvoorbeeld te vertellen hoe onderdrukkend vrouwenbesnijdenis is. In Azania komt dat trouwens niet voor. ‘Niemand ontkent dat dit gruwelijk is voor vrouwen. Het is de zaak van de Afrikaanse vrouwen zelf om ertegen te strijden en op het moment dat zijzelf de tijd rijp achten. Ze kunnen ons steunen maar nooit voorschrijven.’

Zoey Mokgadi, haar man Phillip en zonen Monale en Potlako met hun band Izwe Lethu. Sharpeville Herdenking 1981, Nederland

‘Ik heb mezelf nooit de vraag gesteld of ik door zou gaan met de strijd’

Nomvo Booi neemt namens het PAC deel aan de Algemene Vergadering van de VN

Nomvo ‘Poqokazi’ Booi (1929-2016) was al jong actief in de bevrijdingsstrijd, eerst bij het ANC, later bij het PAC dat ze mede oprichtte en waar ze lid van het Centrale Comité werd. Ze behoorde tot de eerste vrouwelijke kaders van APLA/POQO en was onder andere regionaal secretaris van het ondergrondse PAC in de Transkei. ‘She was acting as an underground courier for the military wing of the PAC… She was a very brave woman. She would literally carry weapons from Lesotho and infiltrate those weapons into South Africa, crossing the borders illegally and setting up the dead letter boxes inside the country for the soldiers to have access to weapons so they could continue to fight. While she was in Tanzania, this role was solidified when she was assigned the role of secretary for health and social welfare. She had to ensure that the soldiers were well taken care of with regard to medical treatment, food supply and mediation with their families in South Africa.’32

Elf keer heeft Nomvo Booi in Zuid-Afrikaanse gevangenissen gezeten, is gemarteld en heeft bijna één jaar in eenzame opsluiting door moeten brengen.

In Londen, 1983, sprak Irene Scheltes (Azania Komitee) met Nomvo Booi. Het interview is opnieuw gepubliceerd op de Azania Archief website33. Nomvo Booi: ‘Ik heb mezelf nooit de vraag gesteld of ik door zou gaan met de strijd.’

Tijdens de viering van de Internationale Vrouwendag op 8 maart 1983 in Londen hield Nomvo Booi een vurig pleidooi voor één Afrika zonder grenzen. Ze was een even strijdlustige als bescheiden vrouw die in 2016 op 87-jarige leeftijd in Zuid-Afrika overleed.

Voortdurende missie

Elisabeth Sibeko, J’burg, 1992 F: Azania Komitee

In 1984 schetste Elisabeth Rejoice Sibeko opnieuw in de VN34 de situatie van de vrouw in Apartheid Zuid-Afrika in 1984: ‘Besides having to fight for her own rights, she had to keep the family together, educate her children in a society where education for Blacks was neither free nor compulsory and job opportunities few and far between. She had to see her men folk either arrested, detained or even murdered. She had to endure the mother’s torture of seeing her children ruthlessly mowed down by the trigger-happy racist police. In several cases she had to endure the life of a widow or virtual widow.Ze noemt Zondeni Veronica Sobukwe (1927–2018) die jarenlang niet met haar man Mangaliso Sobukwe35 samen kon zijn omdat hij gevangen zat op Robben Eiland. En: ‘Mrs Urbania Mothopeng, the wife of Comrade Mothopeng has had to endure enforced separation from her husband since the late 50s.’ Zij noemt ook Galiema Haron de weduwe van Imam Abdullah Haron36 , ‘a PAC member and underground worker who was tortured to death’. Elisabeth Sibeko sprak namens de inmiddels opgerichte vrouwenvleugel van het PAC.

Elisabeth Sibeko (1938-1999) werd geboren in het gehucht Utrecht in KwaZulu Natal. ‘She was born to a Zulu Mother and a father whom would be classified as ‘Coloured’ in the demented racial caste system foisted on Africans who neither cared or had the slightest allegiance to the hateful bigotry of European White Supremacy.’37

Later vertrok zij naar Soweto en ontmoette daar haar man David Sibeko, die als journalist werkte voor Drum Magazine. In het Baragwanath Ziekenhuis volgde zij de opleiding tot verpleegkundige. Samen met David behoorden zij tot de oprichters van het PAC in 1959.

Na het verzet tegen de passenwetten (Sharpeville 1960) begon het PAC de gewapende strijd met de oprichting van POQO38. Haar man sloot zich daarbij aan. ‘After several operations, David Sibeko was arrested and charged with treason by the South African police and would spend close to a year in the jails of the oppressor. The torture that David endured in jail took its toll on his wife and family, and Elizabeth endured constant harassment from the police, irrespective of the fact that she was pregnant.’39

In 1963 kwam hij vrij ‘on a technicality’. Elisabeth en David Sibeko ontvluchtten met hun kinderen het land met de opdracht om het PAC in het buitenland te vertegenwoordigen. ‘A tale of heroic and epic proportions is the only way to describe the escape that David and Elizabeth Sibeko made, with three tiny children in tow from the inevitable clutches of a sinister Apartheid State. It would include assistance from the late Nadine Gordimer40 who would scurry Elizabeth and her kids away from the Special Branch police, to harrowing experiences in the arid danger filled bush of Botswana, Zambia and Tanzania. Sometimes on foot, sometimes on the back of a makeshift coverage on trucks as they smuggled a family that were the targets of a murderous Apartheid State.’41

David Sibeko vertegenwoordigde het PAC in Tanzania en Oostelijk Afrika en later in London. Ten slotte was hij vertegenwoordiger bij de VN Permanent Observer Mission van het PAC.

Na de Soweto opstand in 1976 vluchtten vele jongeren uit Apartheid Zuid-Afrika en meldden zich voor militaire training. Geïnspireerd hierdoor volgde ook Elisabeth Sibeko een militaire training. Na de moord op haar man David Sibeko in 1979 bleef Elizabeth Sibeko trouw aan de bevrijdingsstrijd. Ze trad toe tot het PAC Centraal Comité en werd verantwoordelijk voor de Vrouwenprojecten van het PAC. In de laatste jaren van haar leven worstelde ze met diabetes. In 1999 stierf zij in Zuid-Afrika42.

De kinderen van Elisabeth en David Sibeko stichtten de David & Elizabeth Sibeko Foundation. De Foundation ‘has been established and is the official platform dedicated solely to the lives of late David and Elizabeth Sibeko and the seminal role they played in the Liberation Struggle of Azania, their beloved Motherland.43

Maud Jackson, 1988 Tanzania. F: Azania Komitee

Tijdens een bezoek aan het PAC in Tanzania in 1988 ontmoette ik Maud Jackson (Mama Mzungu). Zij  was toen de Chief Coordinator of Women Affairs van het PAC. In die functie was Maud Jackson (1930-2016) verantwoordelijk voor het vrouwen mogelijk te maken om deel te nemen aan de strijd. Zo startte zij onder andere een kinderopvang/kleuterschool, zorg voor anticonceptie en voedingsvoorlichting.

Maud Jackson was 9 jaar oud toen ze van haar witte ouders werd gescheiden. De rassenwetten van het Apartheidsregiem verklaarden haar tot ‘kleurling’. Het bepaalde mede haar vroege politiek activisme.

‘Important for ‘South Africans’ to understand that we too were once considered ‘foreigners’, ‘homeless’, ‘refugees’ and ‘asylum seekers’ in various countries around the world’

Gladys Qabukile Nzimande-Tsolo verbleef jarenlang als vluchteling op verschillende plaatsen in de wereld. In Rotterdam woonde ze met haar man en 2 kinderen meer dan 20 jaar. Haar man Nyakane Tsolo (1939-2002) leidde in 1960 in Sharpeville de protesten tegen de Passenwetten44.

Gladys Tsolo was vanaf de jaren ’60 tot begin zeventiger jaren strijdster van Umkhonto we Sizwe (MK), de gewapende vleugel van het ANC. Ze behoorde tot de eerste vrouwelijke guerrillastrijders. Ze trainde in Tanzania, Sovjet-Unie en Oost-Duitsland. Later sloot zij zich aan bij het PAC.

‘I grew up in a coal mining area around Newcastle in a small township with one main street called Dawnhauser. Traditions were not very strict. I came from a Christian family and my mother was very religious. We were Methodists 45.’  Ze verliet haar geboorteplaats begin zestiger jaren in de hoop om in Johannesburg een opleiding te kunnen volgen voor verpleegkundige of in ieder geval verder onderwijs te volgen. Gladys Tsolo: ‘Unfortunately, I, like so many unemployed youth, had to work as a domestic worker and worked for a while at a local butchery in Orlando-East, Soweto46 .’ Ze vertrok uiteindelijk naar Botswana en hoopte daar een verpleegkundige opleiding te kunnen volgen. ‘However, the promised nursing school turned out to be a missionary station which was run by Catholic nuns from Ireland; there was no nursing training and, again, we were forced to do domestic work. There I met other young Azanian women and one of them became my best friend, Elizabeth Maluleka.’

Botswana, Tanzania, Sovjet-Unie

‘Together we left Maun and headed to Francistown and it was there where we met young men who had recently arrived from Azania. We joined them in the recently set up Umkhonto we Sizwe (MK) military camp in Francistown called Luthuli Camp. Thereafter, I traveled as an MK combatant throughout Africa, and received further military training in Odessa, Russia. After a year I returned back to Tanzania and stationed at the MK-camp Khongwa in Dar es Salaam.’

Oost-Duitsland

‘I finally got my nursing training in 1965 after arriving in East Berlin (East Germany). And it was there at the Lumumba Institute in the city of Leipzig, far away from home, that I met the love of my life, the ever charming Nyakane Tsolo. (..) During our dating period we spoke often about our respective journeys from Azania into exile, our upbringing in Azania, our coming into political consciousness, as well as our longing for home and the pain of missing family. He became my family and, together, we formed our political radicalism, developed our Pan-Africanist consciousness and steadfast commitment to the liberation struggle. 47In Germany I got training to become a midwife and he studied physics and chemistry. We got married and got our first child, a girl which he named after his oldest sister, Julia Teboho.’

Over haar ervaringen in Oost-Duitsland vertelt Gladys Tsolo: ‘Azanians there were completely cut off the struggle and the outside world, unless someone was lucky enough to have a powerful radio. All there was were Sechaba and Spotlight: two journals which were produced in de GDR and which did not say very much.48 In 1966, there was a very strong campaign of indoctrination in the GDR. There was no chance to think and develop political consciousness. All travel to the West was forbidden. The atmosphere in de GDR was very oppressive, and I could not gain political satisfaction. Also there was a very strong line against the PAC. Sharpeville was never mentioned49.’

Nederland, Rotterdam

‘In 1973 we left East Germany in secret to the Netherlands, and received assistance from two Dutch left-leaning students when we arrived as refugees at Amsterdam Airport Schiphol with no passports, just our suitcases. We spent weeks in a police holding cell with our daughter, a painful and stressful and traumatic experience for any parent. Eventually we were transferred to a refugee shelter in the second largest city in the Netherlands, Rotterdam, which became our home for the next 20 years. Whilst in the refugee shelter we had our second child, a boy, Zakhele Liholo.

In addressing some of the frequent outbursts of Afrophobia rampant in our society, it is quite important for ‘South Africans’ to understand that we too were once considered ‘foreigners’, ‘homeless’, ‘refugees’ and ‘asylum seekers’ in various countries around the world50.’

In Rotterdam: ‘It was a stressful time because we no longer had protection from any political organization. We both had to work multiple jobs in order to take care of our young family, learn a new language, he excelled a bit better than myself in Dutch. But it was hard; we were poor and missed our home – Azania – immensely. (….) When Nyakane met David Sibeko, then PAC’s Permanent Observer at the United Nations, in the Netherlands, he became the PAC representative for the Benelux, the Netherlands, Belgium and Luxemburg. We returned to Azania in 1992 at the height of the CODESA negotiations51 .’

1990 Den Bosch, J. Bosch College. Actie vrijlating Upington 14. F: Azania Komitee

In Nederland mocht Gladys Tsolo haar beroep als verloskundige niet uitoefenen. Ze volgde de HBO-opleiding tot sociaal en cultureel werk en studeerde een aantal jaren maatschappijgeschiedenis en museologie52. Ze werkte onder meer als vrijwilliger in het buurtwerk. Ze stond aan de wieg van de vrouwengroep WOVO (Werkgroep Ontplooiingskansen Vrouwen Overschie). Het Azania Komitee werkte vele jaren nauw samen met Gladys en haar man Nyakane Tsolo.  

Gladys Tsolo 1993, Rotterdam. F: Maryam Afshar Lahoori

‘There are many women in South African jails who are never publicized, but who have made a greater contribution to the struggle than those who have been publicized.’

 Gladys Tsolo benoemt in het interview met ‘Face of Azania’ in 1978 dat er duizenden Azaniaanse vrouwen hebben bijgedragen aan de bevrijdingsstrijd. ‘There are many women in South African jails who are never publicized, but who have made a greater contribution to the struggle than those who have been publicized. There is Dorothy Nyembe who is still in prison in Kroonstad in the Orange Free State53. There is Lilian Ngoyi, who was leader of the ANC Women’s League in the 1950s and who is still under house arrest in Orlando East. There is Elizabeth Mafeking in Lesotho, Amina Desai 54 in prison in Kroonstad and many other women who remain committed to the struggle.’ En niet te vergeten Urbania Mothopeng: ‘a very prominent woman in the struggle. Comrade Mothopeng has stood by her husband (Zeph Mothopeng, leader PAC) through the years of constant harassment and detention.’

‘..it is unfortunate that most Azanian women, especially the uneducated, are not really aware that they are the most oppressed of the oppressed. Most of the women who have been prominent in the struggle have either husbands who were active or have been educated. One exception has been Ellen Molapo55 , who was the leader of the Garment Workers Union and who was prominent in the early days of the PAC. Also there are the women who have to bring up a family while their husbands suffer detention on Robben Island or elsewhere. These poor ‘widows’ of the liberation struggle deserve much more attention. We hear constantly about Winnie Mandela, but nothing about the thousands of other women whose husbands are in detention. Winnie Mandela has been in a middle-class intellectual circle which has publicized her case. Nobody knows about the working women in the struggle. Those women who struggle and hold together the family while husbands and children are in detention are the finest Azanians.’

‘The women are always the first to react in a crisis situation and will often sacrifice themselves to protect the family. For instance, when Mike, my husband, got up and went to the police station in Sharpeville on 21 March 1960, the women were the first to be involved. At 4 a.m. they were up and urging their husbands to join. So, you see that Azanian women have been social activists for a long time.’

In 1978 hadden twee vrouwen zitting in de PAC leiding. Gladys Tsolo: ‘It shows that political leadership is no longer confined to men. Both Gertrude Mathutha and Beth Sibeko have done much for the PAC over a long period of time.There is a great potential among women for mobilization in the liberation struggle. One can point to examples such as the Cato Manor uprisings in which women organized themselves to challenge the way in which the entire South African colonial system was exploiting them. For instance the women undertook violent action, including the attempted destruction of the beer halls, only to be restrained by reformist African politicians of that period of the late 1950s. Today  we see that a Women’s Movement is necessary to uplift women from their oppression. A special effort is necessary to bring women fully into the national liberation struggle as equals to men.’

 ‘In America and Europe, both East and West, women’s organizations are generally not involved in struggles for genuine social liberation. Inside Azania, neither men nor women have rights, the only right that Azanian men and women have is the right to become servants, the right to be ignorant and the right to live in the Bantustans. Therefore, in Azania, women’s liberation must be firmly linked to national liberation.’

Samen met haar dochter Julia Teboho Nzimande richtte zij in 2018 de Nyakane Tsolo Foundation op:to memorialize and educate the public about his legacy and contributions to the Azanian liberation struggle. Through the Foundation we will ensure that he and other forgotten ordinary people have their place carved out in the national consciousness and collective memory of this country; history must remember them….we should go beyond cosmetic and romantic engagements about the past; we must seriously interrogate what we can do today to bring justice to legacies and memory of those that paid the ultimate sacrifice for freedom and nourished this soil with their blood56.’

Vrouwenorganisaties in Apartheid Zuid-Afrika

Black Women Unite ‘The black woman has endured  many sufferings’

In 1982 richtten vrouwen van de Black Consciousness Movement Black Women Unite op: ‘The black woman has endured  many sufferings. Apart from having to play a double role as a mother and nanny, she has been exposed to harassment and injustices of the detention laws of this country.’ Black Women Unite ontwikkelde campagnes en projecten voor dakloze mensen, voor gezinnen van politieke gevangenen en op het gebied van onderwijs en vakbondswerk.

Mmagauta Molefe 1985 Rotterdam F: J. Warner

Mmagauta Molefe, lid van AZAPO en mede-oprichter van Black Women Unite, bracht in 1985 een bliksembezoek aan Nederland. Ze sprak op bijeenkomsten georganiseerd door de Evert Vermeer Stichting57 in Den Haag en het Azania Komitee in Rotterdam. Verder sprak zij onder meer met CDA en CPN vrouwen. Het radioprogramma Hoor Haar (VARA) zond een interview met haar uit.

Als zwarte vrouw onderging Mmagauta Molefe, toen 32 jaar, de vernederende behandeling door de politie. Het gebeurde op scholen, op straat, op het werk en met je ouders. ‘We noemden de politie terroristen in plaats van beschermers.’58

Mmagauta Molefe begon haar politieke activiteiten op de middelbare school en raakte betrokken bij SASM59 en SASO. Vanwege haar politieke activiteiten werd ze van de universiteit gestuurd. Ze was lid van de BPC 60 totdat deze organisatie met alle andere Black Consciousness Movement organisaties in 1977 verboden werd. Ten tijde van de Soweto opstand in 1976 maakte zij deel uit van het oudercomité en zat van juli tot en met december van dat jaar zonder aanklacht gevangen. Eerder was zij al in 1974 en 1975 gearresteerd, onder andere voor de activiteiten die men vanuit de Black Consciousness Movement organiseerde naar aanleiding van de onafhankelijkheid van Mozambique onder leiding van FRELIMO.

Mmagauta Molefe: ‘Ik ben geboren in Alexandra, groeide op in Soweto. We waren een van de eerste bewoners in 1956. Ik was toen 4 jaar. Ik heb als freelance journaliste gewerkt want een volledige baan was onmogelijk. In kranten mocht ik de vrouwenpagina volschrijven, over mode, recepten en zo… wanneer je eenmaal politiek actief bent, vertelt de politie tegen je werkgever wie je bent. Je wordt makkelijk ontslagen. Nu ben ik werkloos.’

Na het verbod van de Black Consciousness Movement sloot zij zich aan bij AZAPO die het gedachtengoed van de Black Consciousness Movement voortzette. In 1982 nam zij het voortouw bij het oprichten van Black Women Unite. Mmagauta Molefe: ‘We merkten dat vrouwen amper politiek actief waren. Vrouwen worden erg in beslaggenomen door de dagelijkse zorgen in het huishouden en de opvoeding van de kinderen, zeker diegenen die door het trekarbeid-systeem gescheiden van hun mannen moeten leven. Vrouwen die in de fabriek werken hebben daarnaast een taak in huis. Vrouwen worden onderbetaald en zijn achtergesteld op het gebied van onderwijs. De zwarte vrouw wordt onderdrukt als vrouw, als zwarte vrouw en als arbeidster. Je moet goed begrijpen dat we vrouwen willen organiseren maar niet als een feministische organisatie die de mannen bestrijdt. Het gaat erom vrouwen en mannen bewust te maken, zodat ze beiden hun verantwoordelijkheid kunnen delen en samen kunnen werken in politieke organisaties met dezelfde politieke rechten. Wij proberen om vrouwen in de leiding van organisaties te krijgen en activiteiten te organiseren om de achterstand in te halen. Mannen die actief worden nemen vaak hun moeders, vrouwen en zusters mee.’  

Black Women Unite wilde onder meer de minderwaardige positie van zwarte vrouwen in een kapitalistische maatschappij aan het licht brengen. Volgens Mmagauta Molefe gaat het om ’zwarte vrouwen bewust te maken doeltreffend deel te nemen aan de strijd tegen armoede, onwetendheid, ziekten en overheersing. Om ze aan te moedigen te vertrouwen op eigen kracht en om eigen initiatief te bevorderen.’

Met gezondheidscampagnes wees Black Women Unite erop dat in ziekenhuizen voor zwarte mensen medicijnen voorgeschreven werden die over de datum waren. Zwarte patiënten werden als proefkonijnen gebruikt. Mmagauta Molefe vertelde over de anti-Depo-Provera campagne die men toen voerde. Dit anticonceptiemiddel (‘prikpil’) kregen zwarte vrouwen toen op grote schaal toegediend. Dit gebeurde vaak, bijvoorbeeld vlak na de bevalling, zonder hun medeweten. De normale dosis van deze anticonceptie werkt maximaal 10 tot 11 weken. Zwarte vrouwen kregen een dosis die 1 tot 2 jaar werkzaam was. Dit kon leiden tot blijvende onvruchtbaarheid en vergiftiging bij zogende moeders. Het middel, een product van het Amerikaanse farmaciebedrijf Upjohn, werd in België gemaakt.

Black Women Unite  ondersteunde de anti-asbestcampagne61 gestart door de BAMCWU (Black Allied Mining and Construction Workers’ Union). Mijnwerkers werkten onbeschermd en kinderen speelden in afvalhopen met het kankerverwekkende asbest. Asbest werd verwerkt in bouwmaterialen voor huizen en scholen. De BAMCWU eiste schadevergoedingen en sluiting van de mijnen.

Black Women Unite maakte samen met 400 andere zwarte organisaties ook deel uit van het in 1983 opgerichte National Forum. ‘Onze situatie is het gevolg van kolonisatie, kapitalisme en imperialisme. Het gaat ons erom het land terug te winnen van de koloniale bezetters’, aldus Mmagauta Molefe.

‘Zwart is een politiek begrip. De onderdrukte meerderheid tegenover de onderdrukkende minderheid’

Het is belangrijk dat zwarte mensen zichzelf als zwarte mensen organiseerden. Mmagauta Molefe‘Witte mensen zijn in Zuid-Afrika de enigen die beschermd worden door de wet. Zij kunnen land en ondernemingen bezitten. In Azania hebben zij nooit verkeerd in de situatie van de zwarten: 

ongeschoold werk, repressie, vernedering. Het is onze ervaring dat de meeste witte mensen als ze samenwerken met zwarte mensen in dezelfde organisatie ons vertellen wat we moeten doen. We zijn verschillend grootgebracht; witten vanuit een gevoel van superioriteit en in een bevoorrechte positie. Hen is geleerd de zwarten als minderwaardig te zien. Ongemerkt leggen ze zwarten daardoor vaak dingen op. Als ze ons willen steunen pleiten we ervoor dat ze dat doen in hun eigen organisaties en gemeenschap. Voor ons is het een kwestie van overleven, iets wat witte mensen niet kennen. Onder zwart verstaat men ook de kleurlingen en de mensen van Aziatische afkomst. Zwart is een politiek begrip. De onderdrukte meerderheid tegenover de onderdrukkende minderheid.’

Uit Black Women Unite kwam Imbeleko Women’s Organisation voort. In 1988 voerde de organisatie actie tegen de privatiseringsplannen van de gezondheidszorg. Het motto van Imbeleko is ‘carrying the nation’. Tegenwoordig runt men onder andere projecten voor het leren van metselen, timmeren en stofferen.

Mmagauta Molefe maakte onlangs de documentaire ‘Surviving John Vorster Square62 over de beproevingen van een groep vrouwelijke ex-politieke gevangenen die tijdens de 70’er en 80’er jaren gevangen zaten in het beruchte John Vorster63hoofdkwartier van de politie in Johannesburg. Martelingen waren daar aan de orde van de dag. In de documentaire vertellen zij over de prijs die zij betaalden voor hun politiek activisme. Mmagauta Molefe was één van hen en kreeg als gevolg daarvan een miskraam.

Mmagauta Molefe stichtte de ‘Legacy Foundation, a platform for intergenerational dialogue and community and aims to tell our stories, to remember where we come from, appreciate who we are, and work for a better tomorrow.’64

In een gesprek65 vertelt Mmagauta dat in het huidige Zuid-Afrika zwarte vrouwen nog steeds op vele gebieden een achterstand hebben. De werkloosheid onder vrouwen is hoog. Recente cijfers spreken van 53.2% werkloosheid onder zwarte vrouwen. Volgens de Zuid-Afrikaanse politie werden tussen april en juni 2021 10,000 vrouwen verkracht. Bijna 500 daarvan hadden te maken met huiselijk geweld. Door huiselijk geweld kwamen 164 vrouwen om het leven.66 ‘Women still lack confidence in themselves.’ Van de huidige regering verwacht Mmagauta Molefe niets. De vrouwen moeten zelf actief de situatie veranderen.

Terugkijkend op haar bezoek aan West-Europa in 1985 vroeg ik Mmagauta Molefe wat haar was opgevallen. Zij herinnerde zich dat ze in Duitsland voor een lunch in een kerk was uitgenodigd. De stoelen waren verwijderd en men werd geacht op de grond te zitten. Voor de lunch werd een soort pap geserveerd die voor Zuid-Afrikaans moest doorgaan. Zij weigerde op de koude vloer te zitten en te eten van de smakeloze lunch.

Witte feministen gingen met haar de discussie aan over Lobola (bruidsschat) en polygamie en veroordeelden dat als een onderdrukkende cultuur. Mmagauta: ‘The feminists in question were saying African women were allowing practices like Lobola and polygamy to oppress them, that we should also organize against these practices. I refused to be drawn into these discussions because people all over the world have their own culture, that my tour was about information about our political situation. Lobola is a practice where the groom and his family show gratitude to the woman’s family, that it was not to buy her. Also it didn’t really have a monetary value, the gifts were in cows or other valuable things. That is how it was practised. It was the one that defined marriage in our culture. If it was not done a person is not regarded as married. But now because of the influence of western culture some people charge exuberant amounts and it is looked at as a price, although still negotiable.67 Polygamous practices were done with the permission of the 1st wife, to the extent that she could also suggest it to the husband or the prospective younger wife.’ 

Mmagauta Molefe stelt zich nog steeds in dienst van de zwarte gemeenschap: ‘I trained as a life coach and provided the service free of charge to the youth by appointment. This helped to give some direction to be in charge of their lives or get further professional assistance where necessary. I also provided groceries (not at a large scale) to a few families and assisted some to access social grants. The main thing is I encourage people to tell and write their stories.’

Over haar film en toekomstplannen vertelt Mmagauta Molefe: ‘The documentary is just the beginning, it will be followed up by a book. But I already have another documentary about Ntsane Street (Soweto) in mind. This street and surrounding area has a rich BC history. And there’s quite a number of people who resided in that street during the height of our struggle. I am tracing a few unsung heroines of the struggle to create some footage and put them on line. The book collection and  reading project collapsed because of Covid. But there’s people who are prepared to revive it. The idea is to get the young people drive these projects, volunteer and create jobs for themselves while learning. So that when some of us are gone there can be continuity.’

Mmagauta Molefe in Rotterdam, 1985. L: I. Scheltes, R: S. Cool. F: J. Warner

African Women’s Organization

Urbania Mothopeng, Parijs 1986. F: Cineclub

‘Our womenfolk fear a lot’

De Africa Women’s Organisation (AWO)68 werd opgericht in 1986. De organisatie, gelieerd aan het toen nog verboden PAC, zette zich vooral in om de vrouwen van Afrikaanse afkomst te verenigen en hen door middel van politiek en onderwijs aan te moedigen deel te nemen aan de strijd tegen racisme, economische uitbuiting en voor nationale bevrijding. Tegelijkertijd stond op de agenda samen met de mannen mannelijke dominantie en superioriteit te bestrijden.

De vrouwenafdeling van de SABMAWU organiseerde de oprichting69 van AWO. Uit het hele land kwamen ongeveer 500 vrouwen samen. Zij vertegenwoordigden verschillende vakbonden en vrouwenorganisaties zoals onder andere de Transvaal United African Teachers’ Association (TUATA) en de Domestic Workers Association in Port Elisabeth. Men koos Urbania Bebe Mothopeng tot eerste voorzitter.

Het Azania Komitee en Cineclub spraken Urbania Mothopeng in Parijs tijdens de Internationale Conferentie voor Sancties Tegen Zuid-Afrika in juni, 198670. Ten tijde van het interview stond de situatie in bezet Azania op scherp. Het Apartheidsregiem had opnieuw de noodtoestand afgekondigd om de vele activiteiten van verzet en herdenking ter gelegenheid van de Soweto opstand in juni 1976 de kop in te drukken. Haar man Zeph Mothopeng zat op dat moment voor de tweede keer gevangen op Robben Eiland71.

Urbania Mothopeng sprak over de specifieke aandacht door AWO voor vrouwen van Afrikaanse afkomst. Tijdens het heersende Apartheidssysteem waren zij de meest achtergestelde groep.

Urbania Mothopeng: ‘This is a very, very new organization and it may look a little bit different from the other women’s organizations, that it emphasizes African…. But I am not trying to solicit racism. I am just trying to say, our interests differ a little from other people, our goals may not be the same. Our objectives are among others to rally the women around, try and show them, educate them on not necessarily political issues but it will come into the picture later on… into issues like fear. Our womenfolk fear a lot. The police can harass us, the police can mislead us, the police can force us to say things that normally we would not say, just because they do not understand either the language or the very set-up itself. So that basically we have to show them that fear must not be the objective, we must learn to understand, and to do things.’

‘The women who belong to our association, and will continue to come I think, will be the women who are in the very lower income group, women who are not working, women who are really not educated…as we know how housing is in our country…women who come from shacks and so on. Because these are the women who know the difficulties, these are the women who need help…but as I say, we are not looking at the color of it at all. Coloureds, Asians, Whites…anybody…if they feel they wanted to join us…they were able to come, provided they could answer one or two questions: What we would do.…I could say: I live in this kind of a structure, and so are most of us. Now, you come from uptown. Now in order that you can feel exactly what we feel, are you prepared to give up all what you have, to come and live among us and understand exactly what we understand? Our struggle for a better life: we want to work, eat, clothe and have homes like everybody. But now we know those people will not come, therefore we know automatically they fall out because of that, but should they say ‘Yes’, then ‘OK’.’

AWO voerde in 1986 direct actie voor de ter dood veroordeelde Sharpeville Zes. Tot de Zes behoorde Theresa Ramashamole, de eerste ter dood veroordeelde zwarte vrouw72. De campagne voor hun redding van de galg werd internationaal geleid door Joyce Mokhesi73 , zus van één van de Zes veroordeelden en de moeder van Theresa, Julia Ramashamole.

Urbania Mothopeng 1917-2005

Urbania Mothopeng was musicus, dirigent, lerares, maatschappelijk werkster en adviseerde over geboorteplanning. Voor haar politieke activiteiten en het steunen van haar man zat ze gevangen. Na een kort verblijf in Europa en de Verenigde Staten keerde Urbania weer terug naar Zuid-Afrika. In de VS sprak zij voor het Comité Tegen Apartheid van de Verenigde Naties. Zij riep op alle politieke gevangenen in Zuid-Afrika gelijk te behandelen en niet te discrimineren op basis van een bepaalde politieke organisatie waartoe zij behoorden. BCM en PAC hadden te lijden onder eenzijdige solidariteit omdat westerse landen en westerse Anti-Apartheidsbewegingen74 alleen het ANC steunden. Urbania Mothopeng : ‘I urge the international community to provide assistance to political prisoners without discrimination regarding political tendencies… Every imprisoned patriot was making a sacrifice for a just and noble cause and must be accorded respect’.75

Urbania Mothopeng was van eenvoudige komaf. Haar ouders hadden geen onderwijs genoten. Vader werkte als politieagent en moeder werkte bij witte gezinnen in het huishouden.  Urbania Mothopeng: ‘I was very unfortunate that at the age of five I lost my father…abandoning my poor mother with three children, but, as I say, my mother was a hard worker. The kind of job my mother did was such that she did not have to stay there. She came in and out three times a week and the rest of the week she had to do the washing. In those days we had to fetch the washing from town and did the washing in the township. She augmented that by selling liquor and that is the kind of life I was brought up in, but of course it did not sort of influence my life and other children’s lives. We all went to school but most unfortunately my brother died earlier and only two of us were left.’

In 1941 trouwde ze met Zeph Mothopeng76, toen leraar in het middelbaar onderwijs. ‘I continued my teaching career and I don’t think I stayed long enough with my husband. I have always stayed without my husband, because when I married my husband, I knew he was a man who was interested in doing things and he saw that the country was at fault, and he thought he was going to get it straight…. Then of course I always lived in fear that we would lose our jobs… but all the same I gave him the go-ahead. I looked after the children, I brought up the four children, and before long he was expelled from the high school for the same politics as I thought he would and I had to work alone.’ In 1948 verbleef ze voor een studie didactiek twee jaar van huis. Zeph zorgde toen voor de kinderen. Urbania Mothopeng: ‘For a very long time I have not taken part in women’s organizations because I had always felt they were political, and because I was an old-fashioned teacher and I knew that I have to make a vow I shall not be involved in politics as it is.

Tijdens het beruchte en langdurige Bethal proces waarin haar man Zeph met andere PAC leiders terecht stond werd ook zij gearresteerd op basis van de Terrorismewet. Zo wilde men haar dwingen tegen haar man te getuigen. Ze weigerde haar man te verraden.

Privacy was a foreign word

Toen haar man in 1989 ernstig ziek vervroegd vrij kwam vertelt Urbania Mothopeng: ‘..the grandchildren  and I never got a chance to be with him and talk about the family. People were always knocking at the door. Before I could tell them that my husband was still in bed, he had already peeped through the door and shouted ‘Come in!’ In no time people would be sitting in our bedroom. Privacy was a foreign word to me’.77 Ze waren 50 jaar getrouwd maar door de verbanningen en gevangenisstraffen konden ze uiteindelijk maar 17 jaar samen zijn78.

Op onze vraag in 1986 hoe zij terugkijkt op haar leven antwoordt  Urbania Mothopeng: ‘I don’t regret the life I have been led. It has only an inconvenience as particularly my family concerned. But I do not regret the part my family had played, the role we played in society. I have seen great things, financially I am poor but spiritually I am very rich.’ Over haar huwelijk met Zeph: ‘I’ve got married to a gentleman, and still I think there is nobody to match him.’

‘Disabled does not mean unable’

AZAYO poster 1991

‘I don’t need pity and handicaps (obstacles), I need accessibility

In 1991 ontmoette ik in Zuid-Afrika Phindile Mavuso, vice-voorzitter van AZAYO (Azanian Youth Organisation). Ze werkte nauw samen met vakbondsman en AZAYO voorzitter Thami Mcerwa. Tijdens de Soweto opstand in 1976 raakte zij gewond door politiekogels. Door de schotwond moest ze haar been verliezen. Later zette zij zich in voor gehandicapte mensen in Zuid-Afrika en werd actief in de Disability Rights Movement. Zij onderstreepte de noodzaak voor gemeenschappen om af te komen van stereotypering van gehandicapte mensen.

Phindile Mavuso, 1991 op weg naar Mafeking

Phindile Mavuso: ‘I don’t need pity and handicaps (obstacles), I need accessibility. We all need to be given a chance to prove our worth79.’ En ‘disabled does not mean unable’.

Met Phindile Mavuso en andere AZAYO kameraden reisde ik naar het ziekenhuis in Mafeking om een bezoek te brengen aan AZANLA (Azanian National Liberation Army) strijder George Biya. Hij was in hongerstaking gegaan uit protest tegen de weigering van een hoger beroep tegen de hem opgelegde celstraffen van 3 en 10 jaar.

Ballingschap en racisme in Nederland

‘Mensen tonen ons sympathie vanuit superioriteit en kolonialisme’

Zuid-Afrikaanse vrouwen in Nederland ondervinden ook hier racisme, Apartheid, ook binnen solidariteitsgroepen.’ Dit concludeerden vrouwen in 1986 op een conferentie80 georganiseerd door zwarte vrouwen uit Zuid-Afrika die in Nederland verbleven. Oshadi Mangena, sinds 1977 als politieke vluchteling in Nederland, was kritisch tegenover het paternalisme en de witheid van de Nederlandse Anti-Apartheidsorganisaties ongeacht hun intenties.

Oshadi Mangena, 1987 Nederland. F: Azania Komitee

Oshadi Mangena: ‘Nederlanders moeten begrijpen dat de wortel van Apartheid in het kolonialisme zit. Van ons zwarten is het land ontnomen. We worden geëxploiteerd als goedkope arbeidskrachten en in de ‘thuislanden’ gedumpt. De Apartheid bestaat om dit alles in stand te houden… Wij zijn in Nederland aan dezelfde omstandigheden onderworpen als in Zuid-Afrika. Solidariteitsgroepen beseffen niet dat Zuid-Afrika ook in Nederland is. Een zwarte vrouw werkt bijvoorbeeld als verpleegkundige maar werd door de familie van de patiënt genegeerd, want men zocht een echte witte zuster. In winkels worden zwarte vrouwen vaak gevolgd, omdat men ervan uitgaat dat zij stelen. Discriminatie is zo wijd verbreid, dat het niet meer opvalt.’

‘Mensen tonen ons sympathie vanuit superioriteit en kolonialisme. Solidariteitsgroepen vragen bij welke partij je hoort. Maar in Zuid Afrika word je als zwarte, georganiseerd of niet, betrokken in de strijd, of je wilt of niet. We zijn door solidariteitsgroepen beïnvloed bij het maken van politieke keuzes, dat wekt verdeeldheid in plaats van dat het ons verenigt. We hebben meegemaakt dat Zuid-Afrikanen in Nederland geen gelegenheid kregen andere Zuid-Afrikanen te ontmoeten. Ze zeiden: ‘Wij hebben de tickets betaald’.  Zij wees erop dat ‘Het ANC en PAC elk hun eigen programma hebben. Solidariteitsgroepen moeten zichzelf scholen in de achtergronden van Apartheid.’

Tot slot: ‘Beschouw ons niet als een hobby, het gaat voor ons over vragen van leven en dood…… Wij vrouwen uit Zuid-Afrika gaan in ieder geval door en van daaruit met jullie samen. Maar jullie moeten ons willen leren kennen. Jullie denken alleen maar ons te kennen.’81

De eerste vraag van een Nederlandse witte vrouw na afloop van de conferentie was typerend: ‘Hoeveel Zuid-Afrikaanse vrouwen waren er gisteren en waren ze het eens met elkaar?’ De reactie: ‘Deze vraag is een typisch voorbeeld van wat Oshadi net gezegd heeft. Ondanks onze verschillen in klassen of in voorrechten zijn wij een homogene groep. We delen dezelfde ervaring, namelijk het zwart zijn…. De psychosociale verminking die ons is aangedaan is niet aan onze gezichten af te lezen. Niet iedereen is letterlijk gemarteld. En die verminking moeten we in Nederland nog eens ondergaan!…Discriminatie gaat vaak subtiel, met goede bedoelingen, zoals nu. Over de doorsnee Nederlander praten we niet eens. Het belangrijkste voor ons is dat we als Zuid-Afrikaanse vrouwen voor de eerste keer hier bij elkaar komen.’82

Itweleng

Naar aanleiding van de conferentie werd in 1987 Itweleng83 opgericht, een Zuid-Afrikaanse/Azaniaanse zwarte vrouwengroep in Nederland. Zij stelde zich ten doel morele, fysieke en emotionele steun te bieden aan Zuid-Afrikanen in Nederland, discussies te organiseren tussen Azaniaanse/Zuid-Afrikaanse vrouwen in Nederland en de rest van Europa. Itweleng wilde daarnaast de kwaliteit verbeteren van de solidariteit van het Nederlandse publiek met de onderdrukten in Azania/Zuid-Afrika.

Maphiri Masekela

Rotterdam, 1978 Sharpeville Herdenking. R: Maphiri Masekela, L: D. Sibeko, M: V. Mayekiso, M. Boelsma

In 1978 sprak Maphiri Masekela (1945-1993) op een aantal Sharpeville Herdenkingen in Nederland84. Ook zij bekritiseerde de Anti-Apartheidsbewegingen die met hun liberale mentaliteit vooral druk waren met het spreken namens de Azanianen. Zij doelde op de solidariteit die zich beperkte tot alleen het ANC en andere stemmen deed zwijgen. Ook witte vrouwen die kwamen vertellen hoe de (zwarte) vrouwenbevrijding eruit moest zien werden door haar op de vingers getikt.

Maphiri Masikela, 1979 Bagamoyo, Tanzania. F: Azania Komitee

Maphiri Daphne Masekela speelde in Zuid-Afrika een leidende rol bij het ontstaan van de organisaties van de BCM. In ‘Black Consciousness and the Role of the Black Woman, schreef zij ‘This liberation of the Black Women must however not be confused with the current ‘Women’s Liberation’ movement that is taking place in the white world.’ Ze onderstreepte dat vrouwen moesten deelnemen aan de besluitvorming (Women, Gender and the Black Consciousness Movement (1968-1977), Sibusisiwe Nxongo).

De Black Consciousness gedachte was leidend in haar werk als maatschappelijk werkster van het oecumenische Wilgespruit Fellowship Centre (WFC) in  Zuid-Afrika. In 1975 moest ze haar land ontvluchten. Ze stierf in 1993 in Boston, slechts 48 jaar.

In 1979 begeleidde ze leden van het Azania Komitee (Rita Grijzen en Marjan Boelsma) tijdens een meerdaags bezoek aan het PAC vluchtelingenkamp in Bagamoyo, Tanzania.

Mensenrechten – Vrouwenrechten 1995

In Rotterdam, 1995, organiseerden verschillende organisaties op Interationale Vrouwendag het  symposium  Mensenrechten – Vrouwenrechten. Het symposium stond in het teken van de Vierde geplande VN WereldVrouwenConferentie in september, in Beijing. Vrouwen uit een vijftal zustersteden van Rotterdam (Durban (Zuid-Afrika), Corinto (Nicaragua), Shanghai (China), St. Petersburg (Rusland), Constanța (Roemenïe)) en Rotterdamse instellingen  kwamen bij elkaar ‘om de man-vrouw verhoudingen in relatie tot de plaatselijke cultuur, de maatschappelijke ontwikkeling, de bevolkingsgroei en de Zuid-Noord verhoudingen’ te bespreken. Het initiatief kwam van de Rotterdamse Vrouwenraad samen met het Emancipatiebureau Riet Hof en Werkcentrum Internationale Solidariteit (WIS/COS Rijnmond en Zuid-Holland). Het Azania Komitee was medeorganisator en nodigde Asha Moodley en Oshadi Mangena uit.

Oshadi Mangena bekritiseerde de vele Internationale VN Conferenties over ontwikkelingshulp. ‘Ontwikkelingshulp’ betekende in haar opvatting vooral dat kapitalistische industrielanden neokoloniale verhoudingen ontwikkelen en zo de onderdrukkking en uitbuiting van de koloniale periode voortzetten. ‘In de jaren 60 richtte deze ‘ontwikkelingshulp’ zich primair op de achtergebleven landbouwgebieden en vandaag wordt het resultaat geoogst in de vorm van armoede en schulden groter dan ooit. De rentes zijn door de ontwikkelingslanden onder imperialistische handelsvoorwaarden onmogelijk op te brengen. In de jaren ‘70 werden de vrouwen ontdekt als een nog omvangrijkere economisch achtergebleven doelgroep voor ‘ontwikkelingshulp’.’

Drie eerdere VN Wereldconferenties85 werden er al aan gewijd en vrouwen mogen zelf meedoen, maar Oshadi Mangena vroeg zich af wat vrouwen uiteindelijk kunnen oogsten en wat de vrouwen in het Zuiden daarbij boven het hoofd hangt. Wat schieten zij ermee op, merkte ze op als hun toch vooral onbetaalde arbeid verder wordt geïntegreerd in het proces van winstmaximalisatie onder kapitalistische verhoudingen?

Oshadi Mangena, 1994, Rotterdam F: Azania Komitee

Oshadi Maphefo Jane Mangena (1931-2015) doceerde Vrouwen en Ontwikkeling aan het INDRA (Institute Development Research Amsterdam) van de UVA van 1984 tot 1996. Ze promoveerde op het onderwerp: ‘Eurocentrism and the imperative of women’s emancipation in Sub-Saharan Africa’86. ‘It stands to reason that a redress of the condition of the African woman is intertwined with a package of compensation rather than with the burden of repaying a ‘foreign debt’ for the damage done to her country and her people through colonial plunder and capitalist oppression and exploitation.’ In Zuid-Afrika was zij opgeleid tot verpleegkundige.

In 1977 moest zij haar land ontvluchten. Voor haar politieke activiteiten voor de Zwarte Bewustzijnsbeweging (BPC en SASO) werd zij in 1977 onder huisarrest geplaatst. Eerder zat zij verschillende keren zonder aanklacht gevangen en onderging martelingen. Ze werd medeverantwoordelijk gehouden voor de Soweto opstand in 197687. Voor de VN commissie voor de Mensenrechten getuigde zij over haar gevangeniservaringen.

Voor haar vlucht was zij regionaal directeur van het Christelijke Instituut van Beyers Naudé. Van 1974 tot aan het verbod in 1977 was Oshadi president van de YWCA (Young Women’s Christian Association) van Zuid-Afrika. Tijdens haar ballingschap werkte ze met de BCMA 88 in ballingschap. In 1994 woonde zij als internationaal waarneemster vanuit de Zuid-Afrikaanse kerken de eerste algemene verkiezingen in Zuid-Afrika bij.

Ashlatha (Asha) Moodley-Rambally  sprak in Rotterdam over het voortdurende geweld tegen vrouwen in Zuid-Afrika. In 1995 was het politieke geweld wel afgenomen maar moord, berovingen, verkrachtingen en aanrandingen waren aan de orde van de dag. Uit de cijfers van toen bleek dat 1 op de 4 vrouwen werd mishandeld en dat iedere 8 seconden een vrouw werd verkracht.

Asha Moodley, 1995 spreekt in het stadhuis van Rotterdam. F: Azania Komitee

In 1995 werkte Asha Moodley als juridisch adviseur bij Legal Resources Centre (LRC), een bureau voort rechtshulp in Durban. Zij was ook bestuurslid en medeoprichter van UMTAPO (1986), een NGO in Durban die voortkwam uit de Zwarte Bewustzijnsbeweging. In 1993 was zij Hoofd Voorlichting van AZAPO. Vanuit de vrouwencommissie van AZAPO werkte ze aan de versterking van de positie van de vrouw in en buiten de organisatie. Bij Umtapo zette zij zich in voor volwasseneneducatie en vormingsprogramma’s voor jongeren en vrouwen.

Een bewogen geschiedenis van verzet tijdens het Apartheidsregiem en haar inzet voor vrouwenbevrijding tekenen haar leven. Tijdens het Apartheidsregiem richtte zij samen met anderen en haar latere man Strini Moodley de kritische theatergroep The Clan op, later TECON89, nauw verbonden met de Black Consciousness Movement. In 1972 werd ze wegens haar politieke overtuiging ontslagen uit haar lerarenbaan. Asha Moodley  werkte in 1973 parttime als onderzoeker/medewerker op de publicatieafdeling van de BPC onder leiding van Steve Biko. Ze werd gearresteerd na de Viva Frelimo bijeenkomst in 1974. Daarna zette zij zich in voor de ondersteuning van gebande en gevangen politieke activisten en hun gezinnen. In 1977 wordt ze fulltime onderzoeker/medewerker en later redacteur op de publicatieafdeling van de Black People’s Convention (BPC) in King Williamstown. Kort na de moord op Biko in gevangenschap wordt ook zij opgepakt. Onder sectie 6 van de Terrorismewet wordt zij in eenzaamheid opgesloten. Daarna zat ze nog 1 jaar in preventieve hechtenis. Na haar vrijlating krijgt ze een banning order van 5 jaar. In 1982 vervalt die en gaat ze werken bij het LRC. Ze sluit zich aan bij AZAPO en is een aantal jaren secretaris van de AZAPO afdeling Durban en North West Area.

Rotterdam, 1995 Tineke Teunen (Emancipatie Bureau), Gladys Tsolo (PAC). Uiterst recht Asha Moodley (AZAPO) F: Azania Komitee

Asha Moodley is al jarenlang verbonden aan het Zuid-Afrikaanse tijdschrift Agenda, Empowering women for gender equity90. Zij zit in de raad van bestuur en de redactieraad.

Rotterdam – Durban

UMTAPO

De Gemeente Rotterdam steunde met financiële middelen vanuit het ‘Fonds Democratische Opbouw Samenleving Zuid-Afrika’ in de jaren ’90 het UMTAPO Centrum en andere organisaties in Durban.

De Kampagne Rotterdam – Durban informeerde Rotterdammers en hun organisaties over de situatie in Durban en bracht hen in contact met mensen en organisaties die in Durban werkten aan de basis van een nieuw Zuid-Afrika/Azania. De Kampagne omvatte projecten en uitwissseling op het gebied van basisonderwijs, alfabetisering, gezondheid, vrouwenorganisaties, jongeren, woningbouw en bewonersorganisaties.

UMTAPO richt zich op de minst bevoorrechte mensen in de samenleving. Met behulp van vrijwilligers voert Umtapo haar programma’s uit. De programma’s staan voor promoting anti-racism, anti-sexism, anti-corruption, peace and socio-economic justice through popular education. Its philosophical framework is based on an ethical African humanism (Ubuntu)’.

UMTAPO werd in 1987 opgericht tijdens een periode van veel onderling zwart geweld (‘Black-on-black’ violence). ‘A small group of KZN (KwaZuluNatal) activists from the Black Consciousness Movement and the Pan-Africanist and Charterist tendencies came together to consider the establishment of a non-partisan organisation that would provide the platform for dialogue, leadership training and distribution of relevant information.’

In het kader van de Kampagne Rotterdam-Durban bezocht Arun Naicker in 1994 Rotterdam. Ze gaf lezingen over de situatie van vrouwen in Zuid-Afrika en de vrouwen empowerment projecten van UMTAPO. Ze wisselde ervaringen uit met het Surinaams Vrouwenhuis, WOVO (Werkgroep Ontplooiingskansen Vrouwen Overschie) VOS/VVCR en de stichting Maaswerk/Stedelijk Meidenwerksters. Ook had zij gesprekken met onder andere het Riet Hof Centrum/Emancipatiebureau, medewerkers in het buurthuis De Kameleon, met het prostitutie maatschappelijk werk en de Basis Educatie. Haar bezoek werd georganiseerd door de gemeente, WIS (Werkcentrum Internationale Solidariteit) en het Azania Komitee.

Het viel Arun Naicker op dat de witte vrouwen het woord voerden tijdens haar bezoek. De zwarte vrouwen zwegen en kwamen pas los tijdens de informele gesprekken met haar.

Delilah Sarmo (RADAR), Urmy Macnack (transcultureel psychotherapeut), Arun Naicker (UMTAPO), Sidris van Sauers (RADAR) Rotterdam 2014

Na de beëindiging van de Kampagne Rotterdam-Durban bleef UMTAPO nauw verbonden met Rotterdam. Samen met RADAR, een antidiscriminatie organisatie in Rotterdam, ontwikkelde UMTAPO een uitwisselingsprogramma met antiracisme en empowerment trainingen in Nederland, Zuid-Afrika en een aantal Europese landen.

Arunthoothie (Arun) Naicker coördineerde het UMTAPO vrouwenwerk en activiteiten voor kinderen waarin de kinderen anti-seksistische en antiracistische waarden meekrijgen. De verhouding tussen mannen en vrouwen komt ook aan bod bij de alfabetiseringslessen, het jongeren vormingswerk en andere activiteiten van het UMTAPO Centrum.

Zij gaf leiding aan de vormingscursussen voor jonge zwarte vrouwen. Daar ontwikkelden vrouwen de noodzakelijke vaardigheden en kennis om zelfbewust  en onafhankelijk ook leidinggevende taken in de maatschappij op zich te nemen. Onderwerpen die aan bod kwamen waren: verslaglegging, vergadertechniek, boekhouden, spreken in het openbaar, groepsdynamiek, conflictbeheersing, communicatie, aids, ras en sekse in Zuid-Afrika.

Arun Naicker (1960) groeide op in Durban. Haar vader werkte als textielarbeider en haar moeder was onderwijzeres. Arun Naicker werkte als pre-school teacher en zag met verontwaardiging de ongelijkheid in de budgetten voor de verschillende groepen (Witten, Kleurlingen, Indiërs, Afrikanen)  zoals die in het Apartheidssysteem waren gedefinieerd. Later volgde zij een opleiding voor volwassenenonderwijs. Vanaf het begin was zij betrokken bij UMTAPO en werd daar volgens haar pas echt politiek bewust.

Rotterdam 1993: Arun Naicker (midden zittend) met leden Maaswerk/Stedelijk Meidenwerksters. F: Azania Komitee

Terugkijkend op de rol van de vrouwen in de Black Consciousness Movement spreekt Arun Naicker van een gemiste kans: ‘Despite the fact that Winnie Kgware was elected as the first woman president of the Black People’s Convention and fearless woman freedom fighters such as Vuyi Mashalaba, Sam Moodley, Oshadi Mangena, Debora Matshoba, Nomsisi Kraai, Asha Moodley, Soma Govender, and many other strong women the movement never had women in their leadership structures. This was a great opportunity lost. The BC movement needed to reinvent itself towards an intersectional perspective and not operate as separate wings of Youth and Woman while the leadership roles were dominated by powerful men within the organization.

My own experience is that within the organization the great emphasis to pursue a race and class struggle negated the voice of women. Perhaps the word comrade was overestimated. There was also the fear of not pursuing a western feminist struggle. I often felt the reluctance of men and women within the BC movement to critique the organization as it would weaken the organization.

Upon reflection now I also realize that I did not speak out but pursued a struggle for the emancipation of women together with other BC women, through various programs. To mention a few Woman and Development, Women’s Leadership Courses, Economic Justice, Anti-Racism Course, Taking Steps to Challenge Patriarchy and Gender-based Violence. These programs took the form of courses, dialogues and seminars with children and adults’.91

 

Een lichtend voorbeeld

Alle genoemde vrouwen vochten en vechten voor hun gezin, hun mensen, de teruggave van hun land en voor hun positie als vrouw. Heldinnen voor de mensheid en menselijkheid. Ze deden dat binnen hun land met en zonder wapens en noodgedwongen ook buiten de grenzen van dat land. De wrede onderdrukking van het  Apartheidsregiem, de tegenwerking door westerse witte betweters en de confrontatie met het racisme in de rest van de wereld deed hen niet opgeven. Ondanks de grote persoonlijke offers dachten en denken ze er niet over om hun mond te houden, niet meer te vechten en stil hun lot te ondergaan.

Deze vrouwen zijn lichtende voorbeelden voor de vrouwen in de westerse geïndividualiseerde maatschappij die bestaat dankzij de uitbuiting van de rest van de wereld, in het verleden en nu.

 

‘The comfortable life of bourgeois women around the world is possible because millions of exploited and racialized women maintain this comfort by making their clothes, cleaning their homes and the offices where they work, taking care of their children, and by taking care of the sexual needs of their husbands, brothers, and partners.’92

En laten we niet vergeten: ‘When women’s rights are reduced to the defense of individual freedom – ‘to be free to, to have the right to…’- without questioning the content of this freedom, without questioning the genealogy of this notion in European modernity, we are entitled to wonder whether all these rights were granted because other women were not free.’93

________________________________________________________________________________________________________

© Marjan Boelsma, 29 oktober, 2021. Reproduction of articles or parts of articles is authorized, provided the source is acknowledged and that passages and quotations are not placed in a different context 

Noten

[1] Pan Afrikanistische Congres

[2] Azania Vrij, Jaargang 1, nr 4, juni/juli 1975

[3] Elisabeth Landis geciteerd door Elisabeth Sibeko

[4] Black Consciousness Movement

[5] Oshadi Mangena in ‘Eurocentric development and the imperative of women’s emancipation in Sub-Saharan Africa’ (An Introduction to an Alternative), 1996

[6]Lesley Lawson, Werken in Zuid-Afrika, zwarte vrouwen aan het woord, feministische uitgeverij SARA, Amsterdam 1986. Oorsponkelijke titel Working Women. A portrait of South Africa’s black women writers. Ravan/The Sached Trust, Johannesburg 1985. Tekst en foto’s Lesley Lawson, vertaling Eva Wolff

[7] Sharpeville 21 maart 1960 Protesten tegen Passenwetten, PAC, Bloedbad van Sharpeville, opstand in Apartheid Zuid-Afrika en gevolgen. – Tegen het vergeten

[8] De Bantustan of thuislanden politiek betekende dat het regiem 13% van het land in negen Bantustans langs etnische lijnen verdeelde voor de zwarte meerderheid. Stuk voor stuk zouden zij zogenaamd onafhankelijkheid verkrijgen. De inwoners werden tegen hun zin burgers in de door het regiem toegewezen gebieden. In oktober 1976 verkreeg Transkei als eerste onafhankelijkheid. Van de inwoners werkte 44% in de mijnen en witte stedelijke gebieden. Transkei ontbeerde een levensvatbare economie en bestond uit grote delen onvruchtbare grond. In de praktijk waren de thuislanden reservoirs van goedkope arbeid en een dumpplaats voor niet productieve zwarte mensen zoals bejaarden, zieken en kinderen. De onafhankelijkheid van Transkei werd internationaal niet erkend. De verboden bevrijdingsbewegingen PAC en ANC verwierpen met kracht de Bantustan politiek. SASO en de rest van de Zwarte Bewustzijnsbeweging richtte zich ook tegen de Bantustan politiek, een instrument tegen zwarte politieke eenheid tegen het Apartheidsregiem.

[9] Elisabeth Sibeko (PAC) op de VN Wereldconferentie in 1975 in Mexico City tijdens het Internationaal Jaar van de Vrouw, Azania Vrij, Jaargang 1, nr 4, juni/juli 1975

[10] Idem  

When in 1957, Dr Ntantala-Jordan was requested to contribute an article for a magazine called Africa South on ‘African women’, she chose to write about the ‘other women whom nobody ever hears about, whose story had never been told, because they are not the ‘pillars’ of their societies’. According to her, these ‘were some of the girls I had grown up with, now married and living the lives of widows, as their menfolk were away in the cities’ (1992: 164). Her second article in this magazine was entitled ‘The Widows of the Reserves’. http://www.humanities.uct.ac.za/news/tribute-late-dr-phyllis-priscilla-ntantala-jordan

[11]Ena Janse, Bijna familie, De huishoudster in het Zuid-Afrikaanse gezin, Nederlandse vertaling 2016 uitgeverij Cossee BV, Amsterdam. Oorspronkelijke titel Soos familie. Stedelike huiswerkers in Suid-Afrikaanse tekste. 2015 bij Protea Boekhuis, Pretoria

[12] Umtapo seminar Taking steps to challenge the oppression of women, 1993 in Durban, South Africa

[13] Umtapo seminar Taking steps to challenge the oppression of women, 1993 in Durban, South Africa

[14] Shumikazi Jako, 16 mei 1982 Azania Vrij, jaargang 9,nr 2/3 1983

[15] Zuid-Afrikaanse Veiligheidsdienst

[16] Buni Sexwale was voorzitster van het South African Cultural Centre (SACCC) in Amsterdam. Ze was één van de sprekers op de Sharpeville Herdenking in 1991 in Nijmegen. Sharpeville (deel 2) Solidariteit met bevrijdingsstrijd in Azania/Zuid-Afrika en strijd tegen racisme in Nederland: 1975 – 1992 – Tegen het vergeten

[17] Sharpeville (deel 2) Solidariteit met bevrijdingsstrijd in Azania/Zuid-Afrika en strijd tegen racisme in Nederland: 1975 – 1992 – Tegen het vergeten

[18] Sowetan, 14/4/1992

[19] https://mg.co.za/article/2018-08-24-00-bcm-women-led-from-the-front/

[20] Toespraak op AALAE Women’s Network General meeting 1993. Thema African Women; Identity, Culture and Transformation

[21] Mojanku Gumbi was toen hoofd Juridische Zaken van AZAPO

[22] Sowetan, 9/11/1993

[23] Op het seminar waren PAC vrouwen (in ballingschap) aanwezig uit Botswana, Zambia, Tanzania, Gambia, Australië, Verenigde Staten, Duitsland, Engeland, Denemarken en Zwitserland. De Zwarte Bewustzijnsbeweging had twee vrouwen uit Botswana afgevaardigd. De ZANU (Zimbabwe African National Union), de bevrijdingsbeweging van Zimbabwe was met twee deelneemsters vertegenwoordigd. Rita Grijzen, van het Azania Komitee, nam deel als waarnemer. Voor Azania Vrij schreef zij het verslag waarop info is gebaseerd

[24] Azania Vrij, Jaargang 6, nr. 4/5 1980

[25] Na de demonstraties tegen de Passenwetten en het bloedbad van Sharpeville in 1960. Sharpeville 21 March 1960 Protests against the pass laws, PAC, the Sharpeville massacre, uprising in Apartheid South Africa, and effects – Tegen het vergeten

[26] Christie Douts Qunta, Hoyi Na! Azania, poems of an African Struggle, 1979, Marimba Enterprises, Surry Hills, Australia

[27] Christine N. Qunta, Women in Southern Africa, edited by Christine Qunta, 1987, Allison and Busby Limited, New York, NY. In association with Skotaville Publishers, Johannesburg

[28] Christine Qunta, Why we are not a nation, 2016, Seriti sa Sechaba Publishers, Cape Town.

[29] Naar aanleiding van dit protest riep het Speciale Komitee Tegen Apartheid van de Verenigde Naties 9 augustus uit tot Internationale dag van solidariteit met de strijd van de vrouwen van Namibië en Zuid-Afrika

[30] SASO: South African Students’ Organization, BPC: Black People’s Convention, NAYO: National Youth Organization

[31] Nu is het gangbaar de Derde Wereld Het Zuiden te noemen

[32] https://mg.co.za/article/2018-08-10-00-nomvo-poqokazi-booi-a-mother-of-the-struggle/

[33] Vrijheidsstrijdster Nomvo Booi (1929-2016)‘Ik heb mezelf nooit de vraag gesteld of ik door zou gaan met de strijd’ – Tegen het vergeten

[34] VN Third Committee. Dit comité houdt zich onder meer bezig met ‘questions relating to the advancement of women, the protection of children, indigenous issues, the treatment of refugees, the promotion of fundamental freedoms through the elimination of racism and racial discrimination, and the right to self- determination.’   https://www.un.org/en/ga/third/

[35] Sharpeville 21 maart 1960 Protesten tegen Passenwetten, PAC, Bloedbad van Sharpeville, opstand in Apartheid Zuid-Afrika en gevolgen. – Tegen het vergeten

[36] Imam Abdullah Haron stierf in een politiecel op 27 september 1969. Hij zat 123 dagen in eenzame opsluiting en onderging dagelijkse verhoren en marteling

[37] David & Elisabeth Sibeko Foundation

[38] Later APLA (Azanian People’s Liberation Army)

[39] David & Elisabeth Sibeko Foundation https://www.facebook.com/davidandelizabethsibekofoundation

[40] Nadine Gordimer (1923-2014), witte Zuid-Afrikaanse schrijfster. In 1991 ontving zij de Nobelprijs voor literatuur

[41] David & Elisabeth Sibeko Foundation https://www.facebook.com/davidandelizabethsibekofoundation

[42] idem

[43] https://www.facebook.com/davidandelizabethsibekofoundation

[44] Sharpeville 21 March 1960 Protests against the pass laws, PAC, the Sharpeville massacre, uprising in Apartheid South Africa, and effects – Tegen het vergeten en Sharpeville (part 2) Solidarity with the liberation struggle in Azania/South Africa and fight against racism in the Netherlands, 1975 – 1992 – Tegen het vergeten

[45] Interview met Face of Azania, 1 november 1978

[46] https://uncensoredopinion.co.za/the-sharpeville-leader-nyakane-tsolo/

[47] idem

[48] Interview met Face of Azania, 1 november 1978

[49] idem

[50] https://uncensoredopinion.co.za/the-sharpeville-leader-nyakane-tsolo/

[51] idem

[52] Sylvia Lemmens, ‘Haar scherp in beeld, de bewogen geschiedenis van 40 Rotterdamse vrouwen’, 1994, Sylvia Lemmens, Emancipatiebureau Riet Hof

[53] Dorothy Nyembe werd in 1968 gearresteerd. In 1969 werd ze onder andere schuldig bevonden aan het geven van onderdak aan leden van Umkhonto we Sizwe, de gewapende vleugel van het ANC. Ze werd veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf die ze in Barberton, Kroonstad, Potchefstroom, and Pretoria Central Prison moest uitzitten, ver verwijderd van haar familie in Durban. Ze was de langstzittende vrouwelijke politieke gevangene in Apartheid Zuid-Afrika onder omstandigheden die vaak slechter waren dan voor de mannelijke politieke gevangenen

[54] Amina Desai (c. 1920 – 10 June 2009) zat 5 jaar gevangen. In 1972 was ze veroordeeld voor het bevorderen van de doelen van het ANC en de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij (SACP) November 1972

[55] During the 1950s Molapo lived in the Newclare area of Johannesburg where she was a member of the Garment Workers’ Union and became an activist for the ANC. Having attended the first conference of the Basutoland Congress Party (BCP), she began campaigning for the party amongst other Basutoland expatriates working in Transvaal, becoming the first woman amongst the party leadership. She also joined the Pan Africanist Congress and was elected treasurer. Ellen ‘Maposholi Molapo was a Mosotho politician. The first woman to play a prominent role in politics in Lesotho, she became its first female member of Parliament when she was appointed to the Senate in 1965. https://en.wikipedia.org/wiki/Ellen_%27Maposholi_Molapo

[56] https://uncensoredopinion.co.za/the-sharpeville-leader-nyakane-tsolo/

[57] Evert Vermeer Stichting was een NGO gelieerd aan de Partij van de Arbeid

[58] Alle citaten uit 1985, interview met Azania Vrij 1985, Jaargang 11, nr. 2 en gespreksverslagen

[59] SASM: South Africa Students Movement

[60] BPC (Black People’s Convention)

[61] Asbest is een kankerverwekkende stof. In de Verenigde Staten en andere westerse landen was asbest al verboden. Westerse bedrijven bleven in Zuid-Afrika doorgaan met asbestwinning en verwerking van asbest

[62] https://www.youtube.com/watch?v=C5pKWKHzPWU

[63] Toenmalige premier en latere president John Vorster opende het in 1968

[64] https://www.facebook.com/MmagautaMolefe-Legacy-Foundation-NPC-104883291900081

[65] Gesprek en email, september 2021

[66] https://www.news24.com/news24/southafrica/news/in-numbers-murder-and-rape-on-the-rise-sas-quarterly-crime-statistics-20210820

[67] Telefonisch gesprek met Mmagauta Molefe, augustus 2021

[68] Later Pan Africanist Women’s Organization

[69] Sowetan 11/4/1986

[70] https://youtu.be/-LkcMpGS22c

en https://uncensoredopinion.co.za/women-forgotten-in-the-shadow-of-history-urbania-bebe-mothopeng/ De Conferentie was georganiseerd door de VN, de OAE en de organisatie van niet-gebonden landen

[71] Veroordeeeld in het Bethal Treason Trial, één van de langstlopende processen tegen 18 PAC en BC leiders. Het eindigde in 1979 met veroordelingen voor terrorisme en samenzwering tussen 1963 en 1977. Soweto opstand 1976 Eenzijdige internationale solidariteit – Tegen het vergeten

[72] Redt de Sharpeville Zes Acties tegen doodvonnissen Sharpeville 6 en Upington 14 – Tegen het vergeten

[73] idem

[74] Soweto opstand 1976 Eenzijdige internationale solidariteit – Tegen het vergeten

[75] Sowetan, 15/10/1986

[76] AK Hlongwane, The Lion of Azania, a biography, Skotaville Publishing, maart 1921

[77] idem

[78] idem

[79] Sowetan, 27/8/1992

[80] Azania Vrij, Jaargang 13, nr 1, 1987. Georganiseerd door de Belijdende Kring in Kampen, een organisatie van de zwarte gereformeerde Nederduitse kerk in ZA

[81] idem

[82] idem

[83] idem

[84] Sharpeville (deel 2) Solidariteit met bevrijdingsstrijd in Azania/Zuid-Afrika en strijd tegen racisme in Nederland: 1975 – 1992 – Tegen het vergeten

[85] In Mexico 1975, Kopenhagen 1980, Nairobi 1985

[86] Jane Maphefo Oshadi Mangena, Eurocentric development and the imperative of women’s emancipation in Sub-Saharan Africa (An introduction to an alternative), De Meern, 1996

[87] Interview with Dr Oshadi Mangena, on the 16th June 1976, who witnessed first-hand the Soweto Uprising that changed the socio-political landscape of South Africa. It was a day when she, along with other women, were incarcerated by Apartheid police and endured the harrowing cries of those who were tortured and died at the hands of their captors. https://www.youtube.com/watch?v=-yI40u3ROJ8

[88] BCMA: Black Consciousness Movement of Azania

[89] Theatre Council of Natal

[90] https://www.tandfonline.com/toc/ragn20/current

[91] Email correspondentie 11/12 augustus 2021

[92] Francoise Vergès, A decolonial feminism, London Pluto Press, 2021

[93] idem