1984-1992

Redt de Sharpeville Zes

Sharpeville 6 en Upington 14

Acties tegen hun doodvonnissen

Inleiding

In december 1985 veroordeelde de Zuid-Afrikaanse rechter Human vijf zwarte mannen en een zwarte vrouw uit Sharpeville tot de dood door ophanging. Niet eerder was er ook over een vrouw de doodstraf uitgesproken. De Rechtbank achtte de Zes schuldig op basis van Common Purpose 1. Dat betekende dat de Zes zich in een demonstratie hadden bevonden, waarbij in september 1984 opzettelijk een gemeenteraadslid zou zijn gedood. Het deel uit te maken van die demonstratie was voldoende om veroordeeld te worden zonder bewijs dat de Zes de daadwerkelijke daders waren. De Zes verklaarden onschuldig te zijn en de moord niet gepleegd te hebben.

In 1960 beheerste Sharpeville het wereldnieuws naar aanleiding van het bloedig neerslaan van het vreedzaam protest tegen de Passenwetten2. Ruim een generatie later werd Sharpeville opnieuw wereldnieuws. De voorgenomen executies van de Sharpeville Zes leidden tot een succesvolle nationale en internationale campagne tegen de doodvonnissen.

Hun zaak werd een nationale en internationale politieke kwestie. De kwestie speelde tegen de achtergrond van grootschalig zwart verzet tegen de schijnhervormingen van het witte Apartheidsregiem.

De Sharpeville Zes waren in Zuid-Afrika de eerste zwarte mensen wiens doodvonnis niet werd uitgevoerd. In Nederland voerde het Redt de Sharpeville Zes Komitee 3 campagne voor vrijlating van de Zes en later ook voor de ter dood veroordeelde Upington 14. In 1989 waren deze 13 zwarte mannen en één zwarte vrouw uit Upington ter dood veroordeeld op grond van dezelfde argumenten als de Sharpeville Zes.

De Sharpeville Zes en de Upington 14 ontkwamen uiteindelijk aan de galg. De trauma’s door gevangenschap, martelingen, het verblijf in de dodencel en de dreigende executies tekenden de rest van hun leven.

Save the Sharpeville Six

Vaal Opstand 1984

De zaak van de Sharpeville Zes en de Upington 14 speelde ten tijde van het zwarte verzet in de jaren 80. Het Zuid-Afrikaanse regiem probeerde de aanzwellende internationale kritiek te dempen door haar imago op te poetsen met schijnhervormingen die de illusie gaven van politieke invloed en zelfstandigheid voor de zwarte meerderheid. Voor de townships4 zette het regime de Black Local Authorities Act in. De zwarte bevolking kwam daartegen massaal in verzet.

Black Local Authorities Act 

In 1982 werd de Black Local Authorities Act van kracht. Met behulp van deze wet legde het Apartheidsregiem het bestuur (councils) en de verantwoordelijkheid voor de zwarte townships bij de zwarte inwoners maar behield zelf zeggenschap over de belastingen en begrotingen. Het zwarte gemeentebestuur kreeg verantwoordelijkheid voor zaken als de elektriciteitsvoorziening, de riolering, het wegenonderhoud en huizenbeheer. Het regiem investeerde amper in de townships dus moest het geld voor deze voorzieningen komen uit het opleggen van belastingen en huurverhogingen aan de arme bewoners.

De eerste verkiezingen voor de councils werden op grote schaal geboycot. Het opkomstpercentage in het Vaal gebied, waar Sharpeville deel van uitmaakte, lag  op 12%. De mensen zagen de councillors als collaborateurs van het regiem. De zwarte gemeentebesturen voerden huurverhogingen door en verhoogden gemeentelijke tarieven. Huisuitzettingen wegens huurachterstand waren aan de orde van de dag. In de leeggekomen huizen probeerden de councillors nieuwe huurders te krijgen die de huur wel konden opbrengen. Als dat niet lukte werden de councillors ze door het regiem ontslagen of onder druk gezet door bijvoorbeeld het bevriezen van fondsen.

In 1984 verhoogde het bestuur van de kleine township Tumahole (vlakbij Sharpeville) de huren met 42 – 53 %. Daartegen demonstreerden meer dan 1000 mensen. De politie trad hard op met traangas en arresteerde demonstranten. Eén van hen was Johannes Ngake. Hij overleed in detentie. De mensen reageerden woedend en bang geworden councillors namen ontslag.

Sharpeville

In Sharpeville voelde de gemeenschap na 24 jaar nog steeds de pijn van het bloedbad van 1960. Joyce Mokhesi schreef: ‘The 1960 massacre had made us determined and turned us inward, away from the noisy activism of big protest. For twenty-four years the community had suffered; it had tried to forget; it had mourned; an unspeakable loss had hugged the ground like smoke from the coal fires. The world had noticed Sharpeville, but not its aftermath. It remembered the massacre, but forgot the survivors.’5

In 1984 kwam Sharpeville opnieuw in verzet. De nieuwe generatie bouwde voort op wat het PAC (Pan Afrikanistisch Congres)6 in 1960 en de opkomende Black Consciousness Movement 7  in de jaren 70 waren begonnen8.

De protesten tegen de huurverhogingen werden georganiseerd door het Sharpeville Anti-Rent Committee (SARC), later de Sharpeville Civic Association, opgericht door leden van de Black Consciousness organisatie AZAPO (Azanian Peoples’ Organization)9. Tebogo Moselane, een Anglicaanse priester, behoorde tot de leiders. In de jaren 70 was hij actief geweest in de plaatselijke afdeling van SASO (South African Student’s Organization) en bevriend met Steve Biko. Joyce Mokhesi, zus van één van de Sharpeville Zes, herinnert zich dat zij en andere jongeren uit Sharpeville in die jaren door SASO – leden werden meegenomen naar de begraafplaats van de slachtoffers van het bloedbad in 1960. Ze maakten de graven schoon en luisterden naar de dichter Don Mattera 10.

De Sharpeville Civic Association onderhield nauwe contacten met zwarte vakbonden. Verschillende vakbondsleden waren oudgedienden uit de tijd van de Tsolo broers11  die in 1959 de arbeiders organiseerden bij het bedrijf African Cables. Die arbeiders vormden toen de kern van de plaatselijke PAC afdeling in Sharpeville12.

 

Huurverhogingen

Op 3 september 1984 begon in Sharpeville een demonstratie tegen de huurverhogingen. Op kartonnen borden droegen zij de leuze Asinamali (we hebben geen geld) en Wij spreken, jullie moeten luisteren. Deze leuzen werden ook gebruikt tijdens de huurstakingen en bus boycots in de jaren 50 en in 1906 tijdens de opstand tegen de invoering van belastingen in Natal. ‘It is a response to one of the foundation stones of white rule – the use of the tax sytem to impoverish blacks and force them into the white economy’14.

De demonstratie mondde uit in een opstand. De demonstranten in Sharpeville koelden hun woede op de plaatselijke winkels die hun monopoliepositie misbruikten om de prijzen op te drijven. De councillors verantwoordelijk voor de uitgave van vestigingsvergunningen, waren schuldig aan die monopolievorming. De demonstranten vroegen de councillors zich aan te sluiten bij de protesten. Bij weigering staken ze soms hun huizen in brand. Een aantal councillors schoot vanuit hun huis op de demonstranten. Onder de demonstranten vielen gewonden en dodelijke slachtoffers. Ook councillor Jacob Dlamini schoot op de menigte en moest dat met de dood bekopen.

Jacob Dlamini en zijn collega’s zagen hun baan als een ‘opportunity in being the black face of white power, but not the danger’. 15 Eigen gewin ging voor het dienen van de publieke zaak. Councillors gebruikten geld van de council voor zichzelf. Voor de dood van Dlamini zouden de Sharpeville Zes ruim een jaar later zonder steekhoudend bewijs ter dood worden veroordeeld. In totaal kwamen er vier councillors om tijdens de demonstraties in Sharpeville en de naburige townships. Verschillende councillors traden af. In de eerste maand van de opstand telde men 60 doden. Aan het eind van dat jaar liep dat op tot 149. De politie arresteerde in de ziekenhuizen iedereen met schotwonden. Mensen durfden niet meer naar het ziekenhuis te gaan en stierven thuis.

De opstand met demonstraties en stakingen in het Vaalgebied breidde zich uit naar de rest van het hele land. Het stortte de Zuid-Afrikaanse economie in een crisis. In 1985 weigerde internationale banken Zuid-Afrika te hulp te schieten en in de daarop volgende jaren ontstond er een grootscheepse kapitaalvlucht16. Ook de councils stortten in. In april 1985 functioneerde nog slechts drie van de 34 Black Local Authorities. In de vijf jaar na 1984 raakten 25.000 politieagenten gewond en werden er 355 gedood17. Een aantal werd gedood in confrontaties met APLA (Azanian People’s Liberation Army), de militaire vleugel van het PAC 18.

Noodtoestand

Met grove middelen probeerde het regiem de opstand te onderdrukken. In 1985 riep men de noodtoestand uit. Het leger bezette in 1985 met 35.000 man 96 townships. In 1986 steeg dat aantal tot 40.000 man19. In de vijf daaropvolgende jaren werden 52.000 mensen vastgezet zonder proces. Martelingen waren gemeengoed. Het in elkaar slaan van gevangenen, het toedienen van elektrische shocks, uithongering en wurging behoorden tot de favoriete methoden.

Om het verzet te breken maakte de staat ook gebruik van de inzet van rechtse vigilantesDeze vigilantes20 vermoordden mensen en vernielden bijvoorbeeld squatterkampen om gedwongen verhuizingen af te dwingen. Dat gebeurde onder meer in Crossroads en KTC bij Kaapstad.

De vigilantes bestonden vaak uit inwoners van de township. Gewoonlijk waren het councillors en soms zakenlieden. Zij hadden een beter zicht op de activisten in de townships. Op deze manier schiep men het beeld van ‘black on black violence’ in de townships om zo de terreur van de staat te verhullen. In 1986 integreerde het regiem de vigilantes in de politiemacht en leidde ze op tot ‘kitskonstabel’. Later formeerde men daarbij nog speciale doodseskaders die vele politieke moorden op hun geweten hebben.

Sharpeville Zes

In de maanden na september 1984 arresteerde de politie de Sharpeville Zes. Ze werden beschuldigd van de moord op Dlamini. Wie waren zij?

Theresa Ramashamole (24), werkte als serveerster bij een wegrestaurant en woonde bij haar moeder Julia Moipone Ramashamole. Zij werkte in het ziekenhuis in het nabijgelegen Sebokeng. Theresa droeg bij aan het inkomen van het gezin waar haar twee zussen nog studeerden. De oudste zus van Theresa, Celestine, stierf in 1977 aan een ernstige ziekte;

Mojalefa (Jaja) Reginald Sefatsa (30), vader van een dochter, had een team van straatverkopers waarmee hij van vroeg in de ochtend tot ’s avonds laat fruit verkocht bij bus- en treinstations en taxistandplaatsen;

Reid Malebo Mokoena (23), vader, was een vakbondsman en werkzaam bij een ingenieursbedrijf;

Oupa Moses Diniso (30), vader van een zoon en dochter, was werkzaam als bouwinspecteur bij Stewarts & Lloyds, een staalbedrijf;

Duma Joshua Khumalo (26), studeerde aan het Sebokeng Teachers Training College. Om zijn studie te kunnen betalen en zijn familie financieel te ondersteunen verkocht hij kleding op straat;

Don Francis Mokhesi (28), vader van een dochter, was professioneel voetballer bij de Vaal Professional Soccer Club  en werkzaam bij een supermarkt. Hij was de broer van Joyce Mokhesi die na de doodvonnissen het initiatief nam voor de internationale actie tegen uitvoering van de doodvonnissen.

Christian Mokubung en Gideon Mokone stonden samen met de  Zes  terecht. Zij werden schuldig bevonden aan openbaar geweld en vrijgesproken van moord. Zij kregen 8 jaar gevangenisstraf opgelegd en kwamen na 5 jaar vrij.

De dagelijkse ervaring van het leven in Apartheid Zuid-Afrika bepaalde het politiek bewustzijn van de Zes. Geen van hen was lid van een politieke organisatie. Duma en Francis sympathiseerden met de Black Consciousness Movement (BCM). Over Theresa schreef Joyce Mokhesi: ‘Before her arrest she had been a natural anarchist. She did not need any theory, to her the system was wrong.’21

Arrestatie en vonnis

Twee maanden na de gebeurtenissen die in september 1984 tot de moord van Dlamini leidden arresteerde men de eerste verdachten van de Zes. Vijf maanden later arresteerde men de laatste verdachte. Allemaal ondergingen ze martelingen waarmee men hen tot een bekentenis wilde dwingen. In eerste instantie werd Theresa opgepakt om als staatsgetuige op te treden tegen de overige vijf. Ze weigerde. Zonder aarzeling arresteerde men haar opnieuw voor deelname aan de moord op Jacob Dlamini. In totaal zaten de meeste van de Zes 11 maanden in voorarrest. Na meer dan drie maanden zoeken waar de Zes in voorarrest zaten, konden de families hun naasten bezoeken.

Geronselde staatsgetuigen werden met martelingen door de politie gedwongen tegen de Zes te getuigen. Staatsgetuige Manete schreef 3 jaar later een open brief aan Botha waarin hij beschreef hoe bang hij was gedood te worden als hij niet zou verklaren wat de politie hem zei. Staatsgetuige Mongaule vertelde later in een beëdigde verklaring hoe de politie hem dreigde uit het raam te gooien als hij niet zou getuigen tegen de aangeklaagde Sefatsa en Diniso.

De Zes werden uiteindelijk in december 1985 schuldig bevonden aan de moord op Jacob Dlamini op grond van common purpose. Dlamini was gedood door herhaalde messteken. Niemand had gezien dat de Sharpeville Zes voorafgaand aan het geweld wapens droegen. Er bestond geen bewijs voor hun deelname aan de moord op Dlamini. De Zes hielden vol onschuldig te zijn.

Geen van de Zes en hun familie hielden er rekening mee dat ze ter dood veroordeeld zouden worden. Men verwachtte een gevangenisstraf van misschien vier of vijf jaar. In de beleving van zwarte Zuid-Afrikanen betekende dat een milde straf. Mensen namen immers jaren gevangenisstraf op de koop toe omdat ze weigerden als staatsgetuige op te treden en hun kameraden te verraden.

De schok was dan ook onvoorstelbaar toen Rechter Human hen schuldig bevond en veroordeelde tot de doodstraf door ophanging. De Zes en hun families gingen hun donkerste jaren tegemoet. De moeder van Theresa liep huilend doelloos rond in Sharpeville. Het kon haar niet schelen waar ze heen liep of wie haar zo zag. Ze liep en liep: ‘if there might be news of her daugther somewhere at the end of the road.’22

Het onrecht hen aangedaan zou de komende jaren Sharpeville en uiteindelijk het wereldtoneel beheersen.

Het Apartheidsbewind gebruikte doodstraffen als vergelding voor de opstand. Men wilde kost wat kost net als in 1960 (Sharpeville23) en 1976 (Soweto 24) ook deze opstand bedwingen. Op 1 september 1987 werden Mnyanda Moses Jantjies en Mlamli Wellington Mielies opgehangen. Ze waren schuldig bevonden aan de moord op een councillor die nauwe banden had met vigilantes. Aan het eind van dat jaar waren er 44 mensen tot de doodstraf veroordeeld voor met de opstand samenhangende moorden.

Recht in Apartheid Zuid-Afrika

Een blik op de praktijk van het juridische systeem van Zuid-Afrika geeft een idee van de context waarbinnen de zaak van de Sharpeville Zes zich afspeelde.

Het juridische systeem stoelde op een geroofd land. Het diende het heersende het witte politieke bewind. Zwarte mensen zag men vooral als criminelen en onruststokers. Het niet dragen van je pas of het bijvoorbeeld niet in staat zijn je belastingen te betalen was een strafbaar feit. Dat liep vaak uit op een veroordeling tot dwangarbeid. Veroordeelden konden worden tewerkgesteld als arbeidskrachten op de witte boerenbedrijven en in de mijnindustrie. Bedrijven maakten daarover lucratieve afspraken met het regiem25.

Dwangarbeid

Een paar voorbeelden. In 1903 beloofde het regiem aan mijnonderneming De Beers een gemiddelde van 11.000 veroordeelde zwarte arbeiders die daar dagelijks in de diamantmijnen zouden werken. De Beers stopte er uiteindelijk mee. Ook in de wegenbouw werden gevangenen gedwongen te werken. In 1912 waren dat er 20.000.

Witte boerenbedrijven mochten tot ver in de jaren 80 zwarte gevangenen tewerkstellen. Ze bouwden gevangenissen voor de veroordeelden die op hun boerderij werkten. Onder internationale druk werd dit systeem afgeschaft.

Witte wetgevers maakten vooral wetten die zwarte mensen konden overtreden en niet golden voor de witte minderheid. Ongeveer 40-50% van de veroordeelde zwarte mensen was veroordeeld voor strafbare feiten die niet strafbaar waren voor witte mensen. Voor overtreding van de passenwetten bijvoorbeeld, arresteerde men 17 miljoen zwarte overtreders in de periode van 1924 tot 1984.

Eigen rechter spelen was niet ongewoon. In de jaren 20 werden zwarte arbeiders vermoord omdat ze weigerden hun baas te groeten. Ze werden beschoten omdat ze om hun onrechtmatig ingehouden loon vroegen. Op de witte boerenbedrijven waren de zwarte arbeiders vaak het (dodelijke) slachtoffer van hun baas zonder tussenkomst van rechter of politie. Dit komt zelfs na de afschaffing van de Apartheid nog voor.

De Zuid-Afrikaanse politie had vooral een paramilitaire rol en was onvoldoende getraind om gedegen recherchewerk te doen voor het oplossen van misdaden. Het leidde ertoe dat ze voor veroordelingen de verdachten erbij zochten. Op allerlei manieren probeerde men bekentenissen los te krijgen. Martelingen hoorden daarbij. Zelfs in de arrestantenbusjes was materiaal aanwezig voor het toedienen van elektrische schokken.

Dodencel

Onmiddellijk na het vonnis in december 1985 werden de Zes naar de dodencellen overgeplaatst. In 1986 werd hen hoger beroep tegen het vonnis toegestaan en eind 1987 werd het vonnis bekrachtigd. In maart 1988 kregen de Zes met minder dan een dag te gaan uitstel van executie. Meer dan 3 jaar verbleven de Zes in de dodencellen wachtend op het moment van executie.

Niets is te vergelijken met de pijn van het verblijf in de dodencel schreef Joyce Mokhesi 26: ‘You have no energy, you have no appetite, it is torture.’ In 1988 schreef haar broer Francis vanuit de dodencel: ‘The days were dragging very slowly. When the morning came, I wished it were night so that I could sleep. When night came, I wished it were the morning, because I couldn’t sleep at night, nor in the morning, nor during the day. I could not sleep. A minute was an hour. An hour like a day, a day like a month, a month like a year…. each day tears ran down my face at night.’

Een dag in de dodencel

Eind jaren 80 verbleven er ongeveer 270 mensen in de dodencellen. Om 6 uur in de ochtend klonk de bel en begon de dag. Een uur later moesten de gevangenen hun bedden opgemaakt hebben en hun cellen geveegd.

Er waren zes douches waar per keer groepen van 11 naartoe werden gebracht. Het douchen mocht niet langer dan 5 minuten duren. Daarna kreeg men ontbijt in de cel. Dat bestond uit koffie, pap en twee boterhammen met margarine. Na het ontbijt werden er zo nodig medicijnen waaronder tranquilizers, uitgedeeld. Daarna mochten de gevangenen maximaal 30 minuten in rondjes lopen of joggen. Praten, springen of een balspel waren verboden. Om de dag mochten de gevangenen zich scheren. Na elven kregen ze  dunne soep of sap en 5 dunne boterhammen met jam. Rond 3 uur in de middag kreeg men meestal bedorven vlees of vis met wat groenten en rijst.

Om 8 uur ’s avonds moesten de gevangenen naar bed. De verlichting bleef 24 uur per dag aan. Dit dagelijkse patroon veranderde als er executies gepland stonden. Om 7 uur in d ochtend vonden de ophangingen plaats. De anderen moesten in hun cel blijven tot de executies hadden plaatsgevonden en de boel was opgeruimd.

Gevangenen mochten niet werken, waren gedwongen tot nietsdoen. Sommigen zaten alleen in een cel van niet meer dan 2 bij 3 meter. Anderen deelden een cel met maximaal 8 personen. Het grootste deel van de dag zaten ze opsloten in hun cel. Na 1989 mochten de gevangenen af en toe een video bekijken.

Bezoek

De ter dood veroordeelden mochten tweemaal per dag bezoek ontvangen. Dagelijks bezoek was een opgave voor de familie; voor de gevangenen een verwachtingsvol moment. Door reistijd, kosten en dagelijkse bezigheden waren familieleden niet altijd in staat op bezoek te gaan. De gevangenen konden daar moeilijk begrip voor opbrengen. ‘Pain and despair rob people of reason.27 ’ Ze leefden van bezoek naar bezoek en stelden zich voor hoe dat zou verlopen. ‘Like young lovers, their perception was sensitive to the smallest wavering of action. They were men with wives and families; yet were unable to protect, unable to defend, no better than boys with only dreams to offer.28 ‘

De galg

Per keer konden zeven mensen tegelijk worden opgehangen. De laatste zeven dagen voor de ophanging verbleven de mensen in een speciale cellenafdeling. Die afdeling werd de ‘pot’ genoemd omdat daar in de laatste uren het stressniveau van de mensen tot het kookpunt steeg. Als de dag van executie aanbrak woonden de veroordeelden een korte kerkdienst bij. Met hun handen achter hun rug geboeid29 kregen ze een wit kussensloop over hun hoofd getrokken. Daaroverheen werd het touw van de galg geknoopt. Zo wachtten ze tot het valluik zich opende.

Familieleden van de gehangenen mochten de gesloten kisten zien. De lichamen bleven voor altijd het bezit van de staat.

Na afloop van de executies namen de cipiers de touwen en de kussenslopen mee naar de douches om het bloed en braaksel weg te wassen klaar voor hernieuwd gebruik.

Executie opgeschort

Op maandag 14 maart 1988 moesten de Zes hun spullen bij elkaar pakken en werden ze naar de ‘pot’ gebracht. Op vrijdag 18 maart zouden ze worden opgehangen. Ze moesten zich uitkleden, werden gewogen en de omtrek van hun hals werd gemeten. Hoe zwaarder de persoon hoe korter het touw. Zo was de kracht van de val groot genoeg om nek en ruggengraat te breken30.

Van de Zes had Sefatsa in een cel het dichtst bij de ‘pot’ gezeten. Hij had de afgelopen jaren de veroordeelde mannen in hun laatste uren gehoord. Hun gehuil, hun stemmingswisselingen van bravoure tot kinderlijke hulpeloosheid en het zinloze gebeuk op de celdeuren.

Francis Mokhesi en Theresa Ramashamole waren katholiek en kregen twee dagen voor de geplande executie bezoek van de priester uit Sharpeville en de aartsbisschop van Pretoria. De andere vier (protestant) bezochten ze niet. De Sharpeville Zes waren veroordeeld als groep, de gemeenschap steunde hen als groep en voor hen werd als groep campagne gevoerd. Deze vertegenwoordigers van de katholieke kerk dachten er anders over31 .

Minder dan een dag van te voren kregen de Zes horen dat de executie werd opgeschort. De inmiddels gestarte wereldwijde campagne tegen de doodvonnissen van de Sharpeville Zes had hun levens voorlopig gered.

Amsterdam: vlnr Marjan Boelsma, Julia Ramashamole, journalist Bert Bakker, Joyce Mokhesi, Charles Braam. Dichter Farouk Asvat draagt een gedicht voor.

Campagne Redt de Sharpeville Zes

1985

Begin

Na het doodvonnis van de Zes eind 1985 besloot Joyce Mokhesi, zus van Francis Mokhesi, een campagne te beginnen om hen van de doodstraf te redden. Joyce was eerder zelf vier keer gearresteerd geweest. Ze droeg de littekens op haar huid van elektrische schokken en brandende sigaretten32.

Op het moment van de doodvonnissen studeerde Joyce in Engeland33. Ze benaderde verschillende studentenorganisaties en de toenmalige LabourParty leider, Neil Kinnock, om actie te ondernemen om uitvoering van de doodvonnissen te voorkomen. In haar boek beschreef ze hoe dat verliep. Individueel stonden de studenten sympathiek tegenover de zaak maar hun bonden waren gebonden aan het ANC (African National Congress). De Zes waren geen lid van het ANC noch van andere politieke organisaties. Joyce hield vast aan die politieke ongebondenheid zodat niemand hen kon claimen en het recht kon opeisen namens hen te spreken. Het ANC en de met hen verbonden organisaties en sympathisanten namen haar dat niet in dank af. Solly Smith, toen vertegenwoordiger van het  in ANC in London, gaf haar te verstaan dat als hij de campagne niet mocht leiden hij haar pogingen voor actie in het Verenigd Koninkrijk zou dwarsbomen. Joyce weigerde. Studentenbonden beloofden alleen mee te doen als ze daartoe instructies kregen van het ANC. Zover kwam het niet. Het ANC haakte pas in toen de Sharpeville Zes wereldnieuws waren geworden. Het kantoor van Labourleider Neil Kinnock liet weten mee te leven maar dat Kinnock persoonlijk niet bij de zaak betrokken kon worden. Enkele conservatieve parlementsleden steunden de zaak wel.

Komitee Redt de Sharpeville Zes

Atheneum Boekhandel Amsterdam

In juni 1986 richtte Cineclub Vrijheidsfilms en het Azania Komitee het Komitee Redt De Sharpeville Zes op om campagne te voeren tegen de doodvonnissen en vrijlating van de Sharpeville Zes.  Het Komitee kwam ook op voor de vrijlating van alle politieke gevangenen in Zuid-Afrika. Onder hen: Zephania Mothopeng (PAC) en de tot levenslang veroordeelden: Nelson Mandela (ANC), Jafta Masemola (PAC), Walter Sisulu (ANC) en John Nkosi (PAC). Jafta Masemola was de langstzittende politieke gevangene op Robben Island. Met de leus  Viva Azania , Boycot Zuid-Afrika stelde het Komitee zich achter de eis van een totale boycot van het Apartheidsregiem en riep op tot steun aan alle verzets- en bevrijdingsbewegingen zoals het PAC, ANC, AZAPO, BCMA, UDF, NF34  in Azania/Zuid-Afrika.

1986

Acties

Het Komitee werkte nauw samen met Joyce Mokhesi. In 1986 bracht zij een bezoek aan Nederland en sprak in juni op de Soweto Herdenkingen in Rotterdam en Amsterdam. De herdenkingen stonden in het teken van de campagne voor de Sharpeville Zes35.

Joyce: ‘De feiten suggereren dat het regiem in Pretoria niet geïnteresseerd in het recht, zelfs niet zoals het staat in haar eigen onrechtvaardige wetten. Het is daarom waar dat de Sharpeville Zes het slachtoffer zijn van een politieke beslissing. Het regiem is erop uit de zwarten te straffen voor het feit dat ze de gemeenteraden, die het vuile werk opknappen, weigeren te erkennen. Het regiem wil het volk straffen en afschrikken voor het uitdagen van het gezag. De Zes werden ofwel op goed geluk opgepakt of nauwkeurig uitgezocht om als voorbeeld voor de rest te dienen. Maar afschrikking helpt niet in een revolutionaire situatie. Het draagt er alleen toe bij dat er meer revolutionairen komen en het geweld toeneemt. Het probleem in Zuid-Afrika ligt niet aan de zwarten, maar aan het Apartheidssysteem zelf 36.’

De andere sprekers Johnson Mlambo, toen voorzitter van het PAC, Thabo Mkhabane namens de BCM in ballingschap en Roy Wijks van SAWO (Surinaamse Arbeiders en Werkers Organisatie) steunden de campagne.

Op initiatief van het Sharpeville Zes komitee verzochten op 10 juni politieke en maatschappelijke organisaties met een petitie de Nederlandse regering met kracht te protesteren tegen de doodvonnissen 37.

Op 26 juni 1986 kwamen de ministers van Buitenlandse Zaken in Den Haag bijeen voor een topconferentie van de EEG. Het Komitee was met een picketline aanwezig en vroeg de toenmalig Minister Buitenlandse Zaken, Van den Broek de zaak van de Sharpeville Zes daar te agenderen. Hij besloot de zaak pas aan te kaarten als het doodvonnis in hoger beroep bekrachtigd zou worden. Nederland bleef vertrouwen hebben in de rechtsgang in Apartheid Zuid-Afrika….

Cineclub bracht in samenwerking met het Azana Komitee de film Izwe Lethu, het land is van ons uit. Daarin een interview met PAC leider en ex-Robben Eiland gevangene Johnson Mlambo over de situatie in Zuid-Afrika/Azania en een oproep tot solidariteit met de Zes. Via het Vrijheidsjournaal was de film in Amsterdam op de kabel te zien.

In oktober 1986 op de Internationale Dag van de Politieke Gevangenen organiseerde het Komitee een manifestatie in Amsterdam. Met een handtekeningactie wilde men om druk uit te oefenen op de Nederlandse regering om alles in het werk te stellen de uitvoering van de doodvonnissen te voorkomen. Op iedereen werd een beroep gedaan zich in te zetten voor de levens van de Zes ter dood veroordeelden.

Amsterdam, 1986 met zang door politieke vluchtelingen van de BCM in Nederland.

In december organiseerde het Komitee in vijf filialen van de Amsterdamse Bibliotheek een tentoonstelling over de Sharpeville Zes met handtekeningenlijsten. Het Komitee riep mensen ook op brieven te sturen naar de Zes in Pretoria Maximum Prison.

Op de Dag van de Mensenrechten, 10 december overhandigde het Komitee de tot dan 289938 opgehaalde handtekeningen aan de directeur Afrika en Midden-Oosten op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij liet ons weten dat de minister pas zou protesteren als de doodvonnissen definitief zouden zijn. De Zes zaten toen een jaar in de dodencel wachtend op het hoger beroep. Op 6 januari 1987 schreef het Ministerie van Buitenlandse Zaken ons dat het verdere proces van de Zes nauwkeurig gevolgd zou worden door de ambassade in Pretoria.

1987

Bekrachtiging doodvonnissen

In december 1987 werden de doodvonnissen in hoger beroep bekrachtigd ondanks dat men erkende dat geen van de  Zes daadwerkelijk bijgedragen had aan de dood van Dlamini. In de week voor Kerstmis ging het gerucht dat de Zes spoedig zouden worden opgehangen. De Veiligheidsraad (VR) van de Verenigde Naties (VN) werd op verzoek van de Afrikaanse landen bijeengeroepen en deed een beroep op het Botha regiem het vonnis te verzachten. Het Sharpeville Zes Komitee begon een internationale kaartenactie gericht aan Botha met het verzoek de doodvonnissen niet uit te voeren.

In een brief aan het Komitee schreef Regina Sefatsa (vrouw van Reginald): ‘Ik schrijf met een gebroken hart, maar toch hopend dat er tot op de laatste minuut nog iets gebeurt. Jij en je vrienden steunen ons nog steeds. Ik vraag jullie om druk uit te oefenen op de Zuid-Afrikaanse regering om het vonnis te veranderen.’

Het Komitee stuurde een telegram naar de gezinnen van de Zes met de belofte door te gaan met acties. Op de Dam in Amsterdam organiseerde de Anti-Apartheidsbeweging onder leiding van Bart Luirink een kerstwake voor de Zes. Hij weigerde een woordvoerder van het Komitee de brief van Regina Sefatsa te laten voorlezen. Zijn argument: er was al een koor, sprekers etc. Eerder weigerde de Anti-Apartheidsorganisaties die exclusief het ANC steunden mee te doen aan een gezamenlijke campagne voor de Zes omdat ze geen lid van het ANC waren. Men kwam pas in actie toen de campagne  voor de zaak van de Zes veel publiciteit en internationale steun verwierf.

Het Speciale Komitee tegen Apartheid van de VN en de OAE (Organisatie voor Afrikaanse Eenheid) deden inmiddels een beroep op de internationale gemeenschap om de doodvonnissen te veroordelen. Ook de Verenigde Staten onder leiding van Reagan deden een beroep op het regiem.

Steun in Azania voor de Zes

Veel families in Sharpeville en het Vaal gebied waren sinds de opstand getroffen door de harde repressie. Ouders wiens kinderen waren omgekomen, kinderen die hun ouders verloren en mensen die zonder proces werden vastgehouden en gemarteld. Dit alles betekende ook verlies van inkomen en nog grotere armoede. Deze slachtoffers betaalden net als de Zes ook voor de Vaal opstand. De Zes vertegenwoordigden ook hen. Joyce Mokhesi: ‘The Six, it was felt, were being killed not for what they had done, but for what they represented. The white challenge was accepted. The judgement became a focus for rage, and from then on one began to hear it said that the Six would not die alone.’

Poster AZANYU en AWO

In Zuid-Afrika organiseerden AZAPO, UDF, SABMAWU (South African Municipal Workers Union), AZANYU (Azanian National Youth Unity), AWO (African Women’s Organization), COSATU (Congress of South African Trade Unions) en NACTU (National Council of Trade Unions) acties tegen de doodvonnissen en steun voor de families van de Zes. De acties ondervonden veel tegenwerking van het Zuid-Afrikaanse regiem. Zo werd de publicatie Save the Sharpeville Six van NACTU verboden. Een aantal mensen die handtekeningen ophaalden voor de zaak van de Zes werden gearresteerd.

Het stopte de steun niet. Petities werden opgesteld. T-shirts werden gedrukt. Overal in het land ging het nieuws rond.  Joyce Mokhesi schreef: ‘Azania itself began to stir’39.De mensen realiseerden zich dat je dus opgehangen kon worden zonder bewijs dat je iemand had vermoord maar slechts deelnam aan een demonstratie waarbij iemand gedood werd.

Het Zuid-Afrikaanse regiem bleef onbuigzaam. Men was gewend aan jarenlange internationale kritiek, kritiek van Zuid-Afrikaanse liberalen en zwart verzet. Protesten uit eigen gelederen en onderlinge verdeeldheid konden daar misschien verandering in brengen. Op grond van deze overweging benaderde Joyce Mokhesi IDASA (Instituut for a Democratic Alternative in SA), een Afrikaner denktank onder leiding van Frederick van Zyl Slabbert.

IDASA had contact met studentengroepen op de universiteiten van Stellenbosch en Potschefstroom, bolwerken van het Afrikaanderdom, die mogelijk Botha konden vermurwen. Verschillende studenten organiseerden bijeenkomsten en petities voor het redden van de levens van de Zes40. Een witte monteur, Tony Viljoen, wilde uit humanitaire overwegingen een handtekeningenactie starten en de handtekeningen persoonlijk aan Botha aanbieden.

Ontluisterend was het standpunt van Helen Suzman, het witte liberale parlementslid in Zuid-Afrika. Ze verzocht het regime de doodstraf niet uit te voeren maar voegde eraan toe: ‘Finally, I want to say that these people will not go unpunished- they will not go unpunished- they will of course go to prison for life 41 .’

1988

Dreigende executie

Joyce Mokhesi reisde na het doodvonnis koortsachtig de wereld af om politieke steun te krijgen voor de zaak van de Zes. Julia Ramashamole, moeder van Theresa, reisde met haar mee. Beiden waren toen de enige familieleden van de Zes met een paspoort en zij konden dus reizen.

Ze spraken met het Speciale VN Comité tegen Apartheid, verschillende Amerikaanse politici en met Chester Crocker (Assistant Secretary of State for African Affairs) in de regering Reagan. In eerste instantie zou het gesprek een half uur duren. Hij was zo geïnteresseerd in de zaak dat het gesprek uiteindelijk twee uur duurde. In Londen weigerde Thatcher een persoonlijke ontmoeting met Joyce en Julia. Ze ontmoetten enkel haar privésecretaris.

Op maandag 14 maart  werd de Zes verteld dat ze op 18 maart opgehangen zouden worden. Het was ongebruikelijk dat veroordeelden zo kort van tevoren de datum van hun executie te horen kregen. Het was een poging om tijd te winnen zodat de rest van de wereld het pas kort voor de executie te horen zou krijgen. Een andere ter dood veroordeelde politieke gevangene, Robert Mc Bride 42, hoorde van de executiedatum en vertelde het aan zijn vriendin Paula Leyden die op bezoek was. Paula was een door de wol geverfde actievoerster en informeerde direct ambassades, pers en advocaten43.

Vanaf 15 maart volgden hectische dagen. Chester Crocker belde persoonlijk Pik Botha, de Zuid-Afrikaanse minister van Buitenlandse Zaken om de oproep van de Reaganregering kracht bij te zetten. Kardinaal Hume, hoofd van de katholieke kerk in Engeland en Wales, de Anglicaanse aartsbisschop van Canterbury en de Paus riepen Botha op om gratie te verlenen.

Amnesty International schaarde zich achter de zaak. Dat was belangrijk om de mensen te overtuigen dat het ongelooflijke waar was, dat het Zuid-Afrikaanse hoogste gerechtshof mensen die niet gemoord hadden ophing voor moord.

De Engelse Anti-Apartheidsbeweging organiseerde een persconferentie met Labourleider Neil Kinnock en Shridath Rampal, Secretaris-Generaal van de Gemenebest. President van de Bondsrepubliek Duitsland, Von Weizsäcker, vroeg tijdens zijn bezoek aan Zimbabwe om gratie voor de Zes. De Amerikaanse president Reagan vroeg Botha persoonlijk om gratie.

Julia en Joyce keerden terug in Sharpeville voor het laatste bezoek aan de Zes. Er heerste een gespannen situatie in Sharpeville. De wegen van de township waren afgesloten. In de township patrouilleerden veiligheidstroepen. Een getuige van het bloedbad van Sharpeville in 1960 sprak van de bittere stemming onder mensen. ‘The hearts of the people of Sharpeville are bleeding. It is even worse than 196044.’ Witte inwoners uit het nabijgelegen Vereeniging waren uit eigen belang openlijk kritisch over de koppigheid van Botha: ‘It’s easy for him. He is secure and comfortable wherever he is. We are the ones who are going to feel the anger and bitterness because we live and work near you. We know how you black feel about this matter. If these people are executed and there is a riot, we are the ones who become victims.’

Wake in Den Haag 17 maart 1988. Karel De Waal (1948-2011) medeoprichter en vice voorzitter Azania Komitee

Het Komitee Redt de Sharpeville Zes organiseerde op de avond voorafgaand aan de geplande executies op 18 maart 1988 een demonstratie voor de Zuid-Afrikaanse Ambassade in Den Haag. Op dezelfde dag kwam het nieuws dat de executies op juridische gronden werden uitgesteld. De demonstratie ging door met vreugde en strijdbaarheid. Uitstel betekende immers geen afstel. Op de bijeenkomst sprak Maarten van Traa namens de Partij van de Arbeid en Jan Ter Laak namens Pax Christi.

Vreugde na bericht uitstel executie. Wake voor Zuid-Afrikaanse ambassade Den Haag. 17 maart 1988


NACTU poster

Heropening van het proces werd door rechter Human verworpen. Opnieuw begon het aftellen. In juli dreigde opnieuw executie en werd opnieuw onder druk van de internationale gemeenschap uitgesteld. De Zes lieten in een brief aan Botha weten dat ze niet om genade vroegen maar eenvoudig om hun recht. Ze hielden hoop door de overweldigende steun uit de hele wereld. Ze ontvingen postzakken vol met steunbetuigingen vanuit de hele wereld. Voor het eerst sinds jaren was de doodstraf in Zuid-Afrika weer een politieke zaak.

Internationale steun

Joyce Mokhesi en Julia Ramashamole 1988 Amsterdam

In 1988 bezochten Joyce Mokhesi en Julia Ramashamole tweemaal Nederland. Het Komitee Redt De Sharpeville Zes introduceerde hen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de pers, politici, maatschappelijke organisaties en organiseerde met hen verschillende bijeenkomsten.

Het Komitee verspreidde internationaal ongeveer 20.000 protestkaarten. Joyce en Julia brachten in 1988 een bezoek aan het Jeroen Bosch College in Den Bosch, die ook handtekeningen verzamelde bij andere scholen in de omgeving. Ze woonden een kerkdienst bij in de studentenkerk in Eindhoven die ook in actie kwamen voor de Zes. Ze spraken de FNV vrouwenconferentie toe op de Zuid-Afrika kaderdag van het FNV. Amnesty organiseerde een gesprek met hen en ze namen deel aan Anti Apartheid cruise door de Rotterdamse haven. In Amsterdam organiseerden de krakerscafé ’s  Vrankrijk en Van Hall benefietconcerten voor de families van de Zes.

Poster benefiet voor Sharpeville Zes

Bij een ander bezoek was Joyce in gezelschap van Mamolise, dochter van haar broer Francis. Op hun reizen lukte het Julia, Joyce en Mamolise de zaak van de Zes op de internationale agenda te krijgen en uiteindelijk hun levens te redden.

De maanden na de dreigende executie in maart hielden de protesten aan. Zo kwamen er in Parijs meer dan 12.000 mensen op de been op weg naar de Bastille. In Kaapstad werd een demonstratie van jongeren met traangas uiteen gedreven.

Botha in het nauw

Na het eerste uitstel van de executies reisden Julia en Joyce opnieuw Europa rond. De Duitse Minister van BuitenIandse Zaken van de regering Kohl, Genscher, ontving Julia en Joyce. Van de conservatieve leiders hield alleen Thatcher afstand. Toch wilde zij niet alleen staan in haar steun voor het Botha regiem. Haar ambassadeur vroeg Botha ‘exercise the prerogative of mercy45.

De volgende executiedatum was in juli gepland. Joyce en Julia spraken de Buitenlandse Zaken Ministers van Noorwegen, Zweden, Denemarken, West-Duitsland, Nederland en België. Ze hadden ook een ontmoeting met Daniëlle Mitterand, vrouw van de Franse President. Later zou Joyce alsnog Mitterand zelf spreken.

De Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken riep de Zuid-Afrikaanse ambassadeur op het matje. West-Duitsland liet weten dat ze sancties overwogen als de executies voortgang zouden vinden. Op de top van de Europese Ministers van Buitenlandse Zaken over de begroting van de EU en subsidies voor boeren werd aangedrongen‘that all legal options available in South Africa be used to prevent the death penalty from being carried out’46 .

De regeringsleiders van Europa deden een dringend verzoek tot gratie voor de Zes. Als dat niet gebeurde dreigde er ernstige schade van de betrekkingen met Zuid-Afrika. Achter de schermen bereidde men nu ook sancties voor. Men stelde een lijst op met sanctiemaatregelen die zouden worden opgelegd als Zuid-Afrika de executies zou doorzetten. Op de lijst stond onder meer een boycot van Zuid-Afrikaanse kolen en intrekking van landingsrechten van de Zuid-Afrikaanse luchtvaartmaatschappij47. Bondskanselier Kohl van West-Duitsland liet zijn verzet tegen sancties varen. Eerder steunde hij de Britse regering die tegen opleggen van sancties was. De Britse regering bleef als enig land westers land in Europa tegen sancties.

Op 5 juli verklaarde West Duitsland publiekelijk dat de Zuid-Afrikaanse regering kon rekenen op harde reactie als de Zes alsnog zouden worden opgehangen. Voor de overgebleven politieke vrienden van het Zuid-Afrikaanse regiem werd het lastiger om nog tegen sancties te zijn als de Zes zouden worden opgehangen voor een moord die ze niet gepleegd hadden.

Ontmoeting met Thatcher

De tijd drong en Botha gaf geen krimp. Thatcher bleef als enige conservatieve regeringsleider over die Botha bleef beschermen door niet te dreigen met sancties. Joyce Mokhesi vroeg opnieuw een onderhoud aan met Thatcher.

Op 12 juli ontving Thatcher haar op Downing Street. Uit het verslag48 van het gesprek: ‘She (Joyce Mokhesi) hoped that the Prime Minister could make clear to President Botha that she felt as passionately about her appeal for clemency as she did about her opposition to economic sanctions. Otherwise there might be a risk that President Botha would think that Britain was half-hearted’. Thatcher antwoordde dat Botha die conclusie niet zou trekken. ‘The Prime Minister said that she would ensure that President Botha knew the strength of her views on this case. The fact that she was known to be a supporter of capital punishment might give her request for clemency greater weight49 .’ Thatcher was ervan overtuigd dat in het uitzonderlijke geval van de Sharpeville Zes de doodstraf niet gerechtvaardigd was.

Joyce over het gesprek met Thatcher: ‘Whatever her motives, however, I shall always be grateful that she agreed to see me, and that when she did, she treated me directly without any condescension, without that assumption I often find in England that because I am African, therefore I must be stupid and ignorant. There was none of that subtle racism in her50.’ Thatcher kende de zaak tot in de details.  Aan het eind van het gesprek zei Thatcher dat haar deur voor Joyce altijd openstond. Joyce klampte zich vast aan die woorden en was overtuigd dat ze zou helpen. Het Zuid-Afrikaanse regiem had geen invloedrijke beschermers meer.

Julia Ramashamole en Machteld Cairo (Surinaams Vrouwenkollektief) op bijeenkomst in Rotterdam

Amsterdam Museumplein met Marianne Hond en Bella Zurcher

Europa, VS

In Europa sprak Joyce met onder andere Jacques Delors51, voorzitter van de Europese Commissie en met kardinaal Etchegaray van de mensenrechtenorganisatie van het Vaticaan: de Pontificial Council of Justice and Peace. Allemaal betuigden ze hun steun aan het voorkomen van de uitvoering van de doodvonnissen. Samen met Mamolise reisde Joyce door naar de Verenigde Staten en sprak daar met congresleden en senatoren. Ze ontvingen steunbetuigingen van oud-president Carter, vice-president George Bush en de democratische presidentskandidaat Michael Dukakis. Dukakis stond toen nog voor in de opiniepeilingen en dreigde, eenmaal gekozen Zuid-Afrika uit te roepen tot een terroristische staat.

Charta 77

De Tsjechoslowaakse burgerrechtenbeweging Charta 77 sprak ook haar steun uit voor de Sharpeville Zes. In een verklaring sloten zij zich aan bij de ‘wereldwijde oproep: spaar de levens van de zes jonge mensen uit Sharpeville. Voorkom hun executie en verleen hen gratie. Bij dit internationale beroep op u laten wij ons leiden door respect voor het menselijke leven en de mensenrechten alsook door de duurbetaalde ervaring die wij in ons deel van de wereld hebben opgedaan’. De oproep was ondertekend door de prominente dissidenten: Jaroslav Sabata, tot aan de inval van het Warschau Pact in 1968 secretaris van de Communistische Partij van de provincie Moravia; Jiri Hajek, tot aan de invasie Minister van Buitenlandse Zaken; Jiri Dienstbier, journalist en voormalig correspondent van het overheidspersagentschap CTK in de VS en het Verre Oosten; Peter Uhl, ingenieur en meerdere malen gearresteerd wegens politieke activiteiten. Herbart Ruitenberg van de stichting Steun Democratische Krachten had hen geïnformeerd over het lot van de Zes.

Opnieuw executie uitgesteld

In juni en juli 1988 werden de executies weer uitgesteld.

De Zes waren ontevreden over hun advocaat Prakash Diar. Ze klaagden vaak over niet nagekomen beloften en het niet op tijd ontvangen van de juiste documenten. Joyce stelde hen meerdere keren voor een andere advocaat in de arm te nemen maar daar reageerden ze in het begin niet op. Het verblijf in de dodencel eiste ook hier zijn tol. Joyce Mokhesi: ‘It took me time to understand that this silence was the expression of their pain, that they had reached the point where sacking Prakash had become unthinkable. Death row had made them too fragile to bear the confusions of uncertainty (..) They had learnt how to suffer but had lost the confidence to make decisions and the skill of acting on them 52.’

In augustus 1988 versterkte Sydney Kentridge de verdediging. Hij had onder meer het onderzoek geleid naar de dood van Steve Biko, was betrokken bij de verdediging in het Treason Trial in 195653 en het onderzoek naar het bloedbad van Sharpeville in 1960. Hij was een van de weinige witte mensen die volledig werd vertrouwd en die in staat was ‘to defend us from the system and its law’ 54.

Men ging in beroep tegen de weigering van de rechtbank het proces opnieuw te heropenen. In september diende de zaak. Op 23 november 1988 werd het verzoek in hoger beroep opnieuw verworpen. De juridische middelen om de Zes van de doodstraf te redden waren uitgeput. Nu was Botha aan zet.

Doodstraf omgezet

De Zes verkeerden die dag nog uren in de waan dat ze zouden worden opgehangen. Pas later die dag werd bekend dat Botha de Zes gratie had verleend. Het doodvonnis werd omgezet in gevangenisstraffen van 18 tot 25 jaar. De Zes verlieten het dodencellencomplex en werden overgeplaatst naar de high security section van Pretoria Central Prison.

Videoclip

Impressie van protest in Amsterdam en Den Haag.

Doodstraf Upington 14/26

In Upington werden 26 zwarte mensen in 1988 schuldig bevonden moord. Het proces nam 18 maanden in beslag. Het was de grootste groep ooit die voor een moord schuldig werd bevonden. Het proces begon in 1986 achter gesloten deuren omdat een aantal van de beschuldigden minderjarig waren. De 26 zouden betrokken zijn geweest bij de dood van een politieman tijdens een demonstratie in 1986. De rechter oordeelde hen schuldig op hetzelfde controversiële principe van common purpose als de Sharpeville Zes. De rechter gaf in zijn vonnis toe dat de meesten niet daadwerkelijk aan de moord hadden deelgenomen.

Aanleiding

In Paballelo, de township bij Upington, heerste armoede. Het werkloosheidspercentage was met 31% hoger dan het landelijk gemiddelde van 18%. Vrijwel niemand verdiende er meer dan 250 Rand. Velen moesten het doen met een inkomen van 150 Rand (nu ongeveer 75 Euro). De huren waren onbetaalbaar geworden. Het zette kwaad bloed dat de burgemeester van Paballelo zijn huurschuld niet hoefde te betalen terwijl anderen wegens huurschuld hun huizen werden uitgezet.

De jongeren namen in 1985 politiek het initiatief met de oprichting van de Paballelo Youth Organisation (PYO). Tegen het slechte onderwijs organiseerden men schoolboycots. In eerste instantie ontstond er door het wangedrag van sommige jongeren een kloof tussen de ouderen en jongeren. De PYO slaagde erin die kloof te overbruggen. De PYO propageerde meer discipline en begon een campagne tegen het alcoholmisbruik onder de jongeren.

Een zoon van de later ter dood veroordeelde Evelina de Bruin en haar man Gideon Madlongolwane, was leraar bij de plaatselijke middelbare school. Wegens zijn politieke betrokkenheid werd hij ontslagen.

In 1985 verzamelden mensen zich in protest op een voetbalveld om onder andere de hoge huren te bespreken. Een paar dagen eerder al had de politie vier mensen gedood. De politie dreef de menigte van 3000 mensen met traangas uiteen. Daarna kwamen de mensen opnieuw bijeen bij de woning van politieagent Lucas Sethwala. Hij schoot op de menigte, verwondde een demonstrant en sloeg op de vlucht. Hij werd gepakt, getrapt met de dood tot gevolg. De Upington 26 werden daaraan schuldig bevonden. Ze verklaarden onschuldig te zijn.

1989

Doodstraf

In mei 1989 werd de doodstraf uitgesproken tegen 14 (waaronder één vrouw) van de 26 van de veroordeelden. Hun leeftijd varieerde van 24 tot 64 jaar. De straffen voor de overige 12 varieerden van opgelegd gemeenschapswerk/dwangarbeid tot 8 jaar gevangenisstraf. Op de dag dat het vonnis werd uitgesproken zaten ze al bijna 4 jaar in voorarrest.

De Upington 14

Acht beschuldigden van de Upington 14

De 14 mensen die dreigden te worden opgehangen:

Kenneth Khumalo (1956), penningmeester van de gemeenteraad van Paballelo en vader van drie kinderen;

Tros Gubula (1959), werkte in Upington en vader van één kind;

David Lekhanyane (1964), eindexamen leerling van de middelbare school in Kimberley;

Myner Gudlani Bovi (1960), stagedocent in Fort Beaufort, vader van één kind;

Zuko Xabendlini (1957), bode bij een bouwbedrijf en vader van één kind;

Andrew Lekhanyane (1960) oudere broer van medeveroordeelde David Lekhanyane. Werkte in Upington bij een electriciteitsbedrijf en heeft één kind. Tijdens het proces overleed de moeder van Andrew en David;

Justice Bekebeke (1966), verpleegkundige in Windhoek, Namibië en vader van twee kinderen;

Zonga Mokgatle (1958), werkloos en vader van vier kinderen;

Wellington Mazisa (1962), vader van drie kinderen en werkzaam bij een constructiebedrijf;

Booi Japhta (1965), werkloos;

Evelina de Bruin, geboortedatum onbekend, ongeveer 63 jaar. Moeder van tien kinderen, twee kleinkinderen. Werkzaam in de huishouding bij een wit gezin en ongeletterd. Zij had hartklachten, een hoge bloeddruk en was reumapatiënt. Evelina is de vrouw van medebeschuldigde Gideon Madlongolwane;

Gideon Madlongolwane, ongeveer 60 jaar en langdurig werkzaam bij de spoorwegen. Hij was bestuurslid van de Pabalello Chiefs Soccer Club. Twee zonen, Cedric en Welcome en beide leraar zaten tijdens de noodtoestand in 1988 gevangen;

Xolile Yona (1964), profbokser en vader van één kind. Artsen verklaarden dat hij psychisch niet in staat was om terecht te staan. De rechtbank hield er geen rekening mee;

Albert Tywilli (1962), werkzaam bij de politie en vader van twee kinderen.

Justice Bekebeke, één van de 14, vertelde over zijn verblijf in de dodencel: ‘The prison itself was a death factory; its creators created it with the intention to kill… You sit there thinking about what happens at the point of death, the thereafter, your family, loved ones, children and girlfriend. That’s the pain55.’

De advocaten Andrea Durbach en Anton Lubowski voerden de verdediging. In zijn woonplaats Windhoek in Namibië werd Lubowski56 in september 1989 doodgeschoten door een doodseskader van het Zuid-Afrikaanse regiem.

Campagne Redt de Upington 14

De Zuid-Afrikaanse Raad van Kerken, NACTU en de Cape Action League (CAL) begonnen een campagne voor de Upington zaak. Joyce Mokhesi spande zich ook in voor de levens van de Upington 14. Het Komitee Redt de Sharpeville Zes stelde de zaak in Nederland aan de orde. En begon onder meer een brieven en kaartencampagne. De Upington 14 moesten weten dat ze niet alleen stonden.

Ds. Aubrey Beukes die zich in Upington voor de veroordeelden inzette informeerde het Komitee. Beukes zat ten tijde van de protesten in 1985 drie maanden gevangen. Nadat hij een gebedsdienst voor  de 14 leidde met meer dan 1000 mensen werd zijn kerk besmeurd en zijn auto beschadigd. Pamfletten werden verspreid waarin hij belasterd werd. Door een lid van de ultrarechtse witte organisatie Witte Wolven werd hij met de dood bedreigd.

De gezondheidstoestand van Evelina de Bruin verslechterde ernstig. Met een speciale campagne was probeerde men haar voor Kerstmis 1989 uit de gevangenis te krijgen. In Nederland organiseerde het Komitee een wake bij de Zuid-Afrikaanse ambassade samen met de Haagse Zuidelijk Afrika Werkgroep (WZA), Cineclub en het Azania Komitee. De buitenlandspecialiste van de Partij van de Arbeid, Josephine Verspaget, voerde het woord. Dankzij de internationale steun werden omstandigheden van Evelina de Bruin verbeterd. Ze mocht af en toe haar kinderen zien en foto’s van hen in haar cel ophangen. Maar vrij kwam ze nog niet.

In Paballelo steunde Mayibyu, een organisatie die werkende en werkloze jongeren organiseert de Upington zaak. De organisatie is nauw verwant aan SOYA (Students of Young Azania). Ze waren principieel anti-seksistisch, antiracistisch en non-sektarisch. Dat laatste onderstreepte het belang van samenwerking in de Upington zaak. Hun steun aan het protest in 1985 en voor de zaak van de Upington 14 bekochten ze met arrestatie marteling. Een aantal van hen kreeg vrijheidsbeperkingen opgelegd.

1990

Bezoek uit Upington

In 1990 bracht Lydia Nompondwana op uitnodging van het Komitee Redt de Sharpeville Zes een bezoek aan Nederland. Zij was de penningmeester van het steunkomitee voor de Upington 14 in Zuid-Afrika. Haar man Enoch Nompondwana, één van de Upington 26, zat een straf uit van 8 jaar.

Lydia Nompondwana en Burgemeester Van Thijn van Amsterdam

Lydia sprak met Tweede Kamerleden en bezocht het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Haar werd toegezegd dat een vertegenwoordiger van de Nederlanse ambassade in Zuid-Afrika de mensen in hun dodencel zou opzoeken en het verloop van de zaak in hoger beroep zouden volgen. In Amsterdam, Den Haag en Nijmegen werd Lydia op het stadhuis ontvangen. De burgemeesters Van Thijn (Amsterdam) en Havermans (Den Haag) beloofden steun aan coöperatieve projecten in Paballelo om de armoede en werkloosheid te bestrijden.

Bijeenkomst in Den Haag met o.a. Astrid Roemer

Bijeenkomsten met Lydia werden georganiseerd in Nijmegen in samenwerking met Sihambile Cultural Group, in Den Haag in samenwerking met de WZA . Op de bijeenkomst in Amsterdam was ook Itumeleng Mosala, leider van AZAPO, aanwezig.

Het common purpose principe waarop de doodvonnissen waren gebaseerd intimideerde de mensen, zei Lydia en ‘het is een politiek zaak, omdat onze mensen hun stem verheffen tegen onderdrukking. Mensen zijn bang, komen niet meer naar vergaderingen omdat ze vrezen slachtoffer te worden van de common purpose doctrine’.

In 1990 liet het regiem Mandela en andere politieke gevangenen vrij. De sinds 1960 verboden bevrijdingsbewegingen ANC en PAC mochten weer openlijk opereren. Lydia: ‘De dag (11 februari 1990) dat Mandela werd vrijgelaten vierden we feest. We verwachtten een spoedige vrijlating van onze mensen. Mijn schoonmoeder kwam bij mij thuis wachten op haar zoon. Inmiddels zijn de mensen teleurgesteld. Wij hopen nergens meer op. Het regiem blijft ze behandelen als criminelen in plaats van politieke gevangenen.’ Acties voor de vrijlating van de Upington 14 en de Sharpeville Zes bleven actueel.

Lydia Nompondwana in Den Haag

Jeroen Bosch College

De leerlingen van het Jeroen Bosch College in Den Bosch voerden geinspireerd door een bezoek van Joyce Mokhesi aan hun school, actie voor de Sharpeville Zes en zetten zich later ook in voor de Upington 14. Scholiere Monika Roeling was één van de drijvende krachten. Lydia Nompondwana gaf op uitnodging van de leerlingen en hun leraren tweemaal een lezing op het College. Lydia bedankte leerlingen voor het sturen van 500 groeten naar de Upington 14. Zij noemde met name Evelina de Bruin met wie het dankzij de internationale steun weer beter ging.

Jeroen Bosch College

Een jaar later legden de leerlingen van het Jeroen Bosch College een paar uur beslag op de fax van Zuid-Afrikaanse ambassade met een boodschap voor president De Klerk57: ‘Wees eerlijk. U heeft het beloofd. Laat alle politieke gevangenen nu vrij’.

1991

Eerste vrijlatingen, Upington 14 gered

Oupa Diniso

In 1991 werden Oupa Diniso en Duma Khumalo als eersten van de Zes op 10 juli vrijgelaten. In een donker Sharpeville  kwamen ze s ’avonds aan. De elektriciteit was afgesloten wegens niet betaalde rekeningen.

Diniso uitte zijn bezorgdheid over de westerse landen die zich graag lieten misleiden door de vooral kosmetische veranderingen in Zuid-Afrika. ‘Ik heb nog steeds geen stemrecht en nog steeds zitten er politieke gevangenen vast. Wat mij stoort is dat 2 politieagenten Legrange en van der Merwe ook zijn vrijgelaten. Dat zijn geen politieke gevangenen. Zij waren tot 25 en 15 jaar veroordeeld voor moord. Zij waren geen ‘first offenders’.’

In een brief aan het Komitee schrijft Khumalo: ‘Het enige dat ik wil doen is u groeten voor de rol die u gespeeld heeft in ons lijden. Woorden schieten tekort om mijn gevoelens van blijdschap uit te drukken, ook al is ons lijden nog niet voorbij.’ Hij vroeg verder ons te blijven in spannen voor de vrijlating van de overige Sharpeville Zes. Hij wees op de grote financiële problemen waarin de families van de Zes zich bevonden. En eindigt met een oproep tot financiële steun. Na een eerdere oproep van Julia Ramashamole was het Komitee daar al mee begonnen. De opbrengst was niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.

In december 1991 kwamen Reid Mokoena en Theresa Ramashamole vrij. Marjan Boelsma bezocht namens het Komitee Theresa kort voor haar vrijlating in de gevangenis. Theresa was inmiddels overgeplaatst van de gevangenis in Pretoria naar de Diepkloof gevangenis in Soweto. Daar mocht ze bezoekers aanraken, omhelzen. Iets wat ze zes jaar niet had kunnen doen. Ze dankte het Komitee voor de inspanningen die haar leven en dat van de anderen hebben gered. Haar moeder Julia had haar al laten weten dat het Komitee doorging met acties voor vrijlating van alle Zes.

Doodvonnis Upington 14 omgezet tot gevangenisstraffen

Op 28 mei wijzigde de rechtbank in hoger beroep de doodvonnissen van de Upington 14 in gevangenisstraffen variërend van 2 tot 12 jaar. De meesten van de Upington 26 waar de 14 ter dood veroordeelden deel van uitmaakten kwamen vrij. Vijf leden bleven nog gevangen. De doodstraffen van Justice Bekebeke en Zolile Yona werden omgezet naar 10 jaar gevangenisstraf. Het doodvonnis van Zonga Mokgatle werd omgezet naar 12 jaar. De gevangenisstraf van Enoch Nompondwane, de man van Lydia, bleef gehandhaafd op 8 jaar evenals die van Elijah Matshoba.

Poster Sharpeville Zes Komitee

Op 15 juni eisten inwoners van Paballelo in een protestmars vrijlating van de vijf nog gevangenzittende Upington 26. Op de bijeenkomst werd een fax van het Komitee Redt de Sharpeville Zes, Cineclub en Azania Komitee voorgelezen met daarin de belofte dat de campagne voortgezet zou worden voor vrijlating van alle politieke gevangenen.

Op 12 september 1991, sterfdag van Steve Biko, startte het Komitee met een picket-line voor Zuid-Afrikaanse ambassade een hernieuwde campagne voor vrijlating van alle politieke gevangenen. Er zaten toen naar schatting nog 1500 politieke gevangenen vast. Van de Sharpeville Zes en Upington 26  zaten nog negen mensen gevangen. In een actie met voorgedrukte kaarten gericht aan president de Klerk werd in zes talen vrijlating geëist van alle politieke gevangenen.

In een brief aan minister Van den Broek van Buitenlandse Zaken vroegen organisaties58 hem om de zaak van Upington 14 en Sharpeville Zes onder de aandacht van de Europese Gemeenschap te brengen. De Nederlandse overheid moest er bij de Zuid-Afrikaanse regering op aan aandringen alle veroordeelden vrij te laten.

Picket line Zuid-Afrikaanse ambassade Den Haag

1992

Allemaal vrij

Begin  1992 kwamen de Upington 26 allemaal vrij en ook Reginald Sefatsa en Francis Mokhesi van de Sharpeville Zes kwamen later dat jaar vrij. Het ANC kwam met het regiem tot een amnestie regeling. De amnestie gold ook racistische moordenaars zoals Barend Strydom die acht zwarte mensen doodschoot. De Upington 26/14 en de Sharpeville Zes werden geen recht gedaan. Ze zaten onschuldig jaren in de dodencellen.

Neville Witbooi in Nederland

In 1993 volgde Neville Witbooi (25) in Dordrecht een cursus georganiseerd door LOTA (Lagere Overheden Tegen Apartheid) en de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten). Witbooi was één van de veroordeelde Upington 26. Ten tijde van het proces was hij minderjarig en kreeg als straf gedwongen tewerkstelling in een bejaardenhuis. Witbooi was voorzitter van de Civic organisatie in Paballelo. Nu was hij werkloos en vrijwilliger bij de Civic.

Namens de Upington 26 bedankte Witbooi het Komitee en iedereen die zich voor de Upington 26 had ingezet.

Sharpeville Zes

Francis Mokhesi stuurde een bedankbrief naar het Komitee Redt de Sharpeville Zes. De zes kwamen terug in een arm Sharpeville. Theresa werkte bij de ANC vrouwenorganisatie. De anderen waren werkloos en zonder inkomen. Julia was lid van de vakbond voor werkers in de gezondheidszorg en gemeentewerkers,  FEDMAWU (Federation of Municipality and Allied Workers Unions)59. Phillip Dhlamini, leider van de bond, steunde zoveel mogelijk de Zes. Men probeerde een gezamenlijke Fish en Chips zaak op te zetten en een gezamenlijk naaiproject voor de vrouwen.

De Zes en hun gezinnen waren dankbaar voor de grote steun die ze vanuit het binnenland en buitenland hadden gekregen. Een tijdlang waren ze elke zondag te gast in steeds weer een andere kerk in de Vaal om zo persoonlijk de mensen te bedanken. Regina Sefatsa schreef: ‘Ik wil alle mensen in het buitenland bedanken, vooral het Sharpeville Zes Komitee. Ik ben wat ik ben door jullie steun.’ Het Komitee heeft deze dank overgebracht naar al diegenen die zich vanuit maatschappelijke en kerkelijke organisaties, politieke partijen, scholen, actie-en solidariteitsgroepen of individueel voor het leven en de vrijlating van de Zes hebben ingezet.

Toen de Zes nog gevangen zaten vertrok hun advocaat  Prakesh Diar met hun dossiers zonder achterlating van adres naar Canada. Van de beloofde opbrengsten van het boek60 dat hij over hun zaak schreef ontvingen ze geen cent. De Zes kregen uiteindelijk amnestie via de TRC (Truth and Reconciliation Commission), maar werden niet gecompenseerd voor hun beproevingen in de gevangenis. Hun zaak is nooit heropend en hun naam niet gezuiverd.

Francis Mokhesi

Hoe is het nu?

De Sharpeville Zes

Van de Zes leven alleen Reginald Sefatsa en Reid Mokoena nog. Sefatsa verkoopt weer fruit bij de taxistandplaats zoals vroeger voor zijn arrestatie. Reid Mokoena werkt als schoonmaker voor het district municipality in Sedibeng.

Theresa Ramashamole kampte met gezondheidsproblemen. Een been werd geamputeerd en zij belandde in een rolstoel. Ze werkte tot aan haar dood op 56 jarige leeftijd in 2015 als wijkwethouder van het ANC.

Oupa Diniso vond een baan in verzekeringen. Hij is inmiddels ook overleden.

Francis Don Mokhesi, de broer van Joyce, stierf in 2001 aan een hartaanval. Hij heeft nooit meer professioneel kunnen voetballen.

Duma Khumalo

Duma Khumalo bleef strijden voor erkenning van hun onschuld. In 1996 getuigde hij voor de TRC over de rol van het rechtssysteem ten tijde van Apartheid. Hij werkte later voor de Khulumani Support Group en gaf daar counseling aan de slachtoffers van Apartheid. Hij was mede auteur van het toneelstuk ‘He left quietly’ gebaseerd op zijn eigen leven. Hij speelde daarin ook een rol. Zijn plotselinge dood in 2006 op 48 jarige leeftijd kwam als een schok. ‘It is impossible to come away from any single conversation with Duma Khumalo without having learned something new about yourself or the world61.’

De Upington 14

Van de 14 ter dood veroordeelden uit Upington leeft na hun vrijlating, de helft niet meer62. Gideon Madlongolwane, man van Evelina de Bruin, stierf in 1996. Evelina de Bruin (79) overleed in 201263. Albert Tywilli stierf in 2019 op de leeftijd van 61 jaar. De andere overledenen zijn Andrew Lekhanyane, Wellington Mazisa en Xolile Yona. Van hen is niet bekend wanneer zij overleden.

Tros Gobula leeft en werkt in Namibië. David Lekhanyane werkt bij de district municipality ZF Mgcawu. Zonga Mokgatle, Zuko Xabendlini en Booi Japhta werken bij de Dawid Kruiper Municipality. Kenneth Khumalo werkt bij het Department of Cooperative Governance and Traditional Affairs in Upington. Justice Bekebeke is directeur-generaal van de Northern Cape Province.

Van de 12 niet ter dood veroordeelden van de Upington 26 overleden Ronnie Mazisa, Abel Kutu, Jeffrey Sekeya, Xoliswa Dube, Roy Swartbooi en Ivan Kaza.

Enoch Nompandwana woont in Johannesburg, Elijah Matshoba werkt in een ziekenhuis in Upington, Sarel Jacobs werkt bij Dawid Kruiper Municipality, Fena Bostaander bij het district municipality ZF Mgcawu, Neville Witbooi was gemeenteraadslid en Barry Bekebeke werkt in een jeugdgevangenis.

De prijs

De Upington 14 en de Sharpeville Zes kwamen uiteindelijk vrij na een martelende periode van leven tussen hoop en vrees. Zouden ze sterven of leven, zouden ze vrij zijn of gevangen?

Lang verdedigden westerse leiders tegen beter weten in de rechtspraak van het koloniale Apartheidsregiem. Ze bleven bewust blind voor de opstapelende bewijzen voor de onschuld van de Zes en de 14. Economische belangen prevaleerden boven recht en mensen. Uiteindelijk gingen ze overstag dankzij een vastberaden nationale en internationale campagne. De Sharpeville Zes en de Upington 14 werden gered maar geen recht gedaan. Het tekende hun leven voor altijd. De daders van dit onrecht en hun medeplichtigen gingen en gaan vrijuit.

Joyce Mokhesi

Joyce Mokhesi schreef in 1998: ‘Each has learnt that life will not be predicted, that no struggle is too hopeless, that victory always carries a price, and that years after the cries of the battle are heard, that price will go on being paid. And each of us is paying, each is living in a country past caring for its victims, each has adjusted to what will no longer be done, to capabilities lost, to opportunities that did not arise. (..)And each tries for a while to jump aboard the new South Africa, and each fails. We are too tired to have a vision of the future. We struggled and suffered for those who come after us, and we can only hope that they will look behind and acknowledge their inheritance with an understanding that we, for our part, did not always show to those who needed64.’


© Marjan Boelsma, 24 mei, 2020. Met dank aan Rita Grijzen en André Kaïjim

©Pictures: Azania Komitee, Cineclub Vrijheidsfilms. Reproduction of articles or parts of articles is authorized, provided the source is acknowledged and that passages and quotations are not placed in a different context 

Noten

[1] ‘The legal doctrine of ‘common purpose’ in South African criminal law considers all parties liable who have been in implicit or explicit agreement to commit an unlawful act, and associated with each other for that purpose, even if the consequential act has been carried out by one of them. It relieves the prosecution of proving the causal link between the conduct of an individual member of a group acting in common purpose, and the ultimate consequence caused by the action of the group as a whole.’ https://repository.up.ac.za/bitstream/handle/2263/51032/Kistner_Common_2015.pdf?sequence=1

[2] https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/

[3] Het Sharpeville Zes Komitee werd 1986 opgericht door het Azania Komitee en Cineclub Vrijheidsfilms. Het Komitee werkte nauw samen met Joyce Mokhesi, zus van Francis Mokhesi, één van de Zes

[4] ‘Townships, which are areas that were reserved to accommodate ‘Non-Europeans’, were formally established from the beginning of the 20th century and were for people who did not to belong to the racial classification of ‘whites/Europeans’.Initially, the purpose was to control Black people, who were mainly workers. Planning was based on the management and control of “natives” and was strongly influenced by racist policies and the notion of what constituted a ‘Non-European’ lifestyle’. Luvuyo Mthimkhulu Dondolo:    https://uncensoredopinion.co.za/covid-19-spatial-plan-and-human-settlement-enterprise-in-south-africa/

[5] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[6] Het PAC werd in 1960 verboden verklaard. https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/

[7] De organisaties van de Black Consciousness Movement werden in 1977 verboden. https://tegenhetvergeten.nl/2019/08/25/soweto-opstand-1976-eenzijdige-internationale-solidariteit/

[8] Joyce Mokhesi schreef dat het aan het ANC (African National Congres) gelieerde UDF in 1986 besloot de huurstakingen te gebruiken voor har nationale strategie. ‘The young brought to the ANC their ideas many derived from the BCM the previous decade. As a result the dominance which the ANC came to enjoy by the late 1980’ was one more of emotional affiliation and acclamation than ideology and organisation’. ‘Many of the organisations members at the grassroots might be heard to express Africanist opinions and Africanist criticisms of the party’s leadership.’ [1][1] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[9] AZAPO werd in 1978 opgericht. https://tegenhetvergeten.nl/2019/08/25/soweto-opstand-1976-eenzijdige-internationale-solidariteit/

[10] ibid

[11] Nyakane Tsolo leidde in 1960 de antipassenwetten demonstratie in Sharpeville  https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/

[12] Tom Lodge SHARPEVILLE AND MEMORY, University of Limerick https://www.gold.ac.uk/media/documents-by-section/departments/history/Lodge_Sharpeville-and-Memory_Nov2011.pdf

[13] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[14] ibid

[15] ibid

[16] ibid

[17] ibid

[18] Tom Lodge SHARPEVILLE AND MEMORY, University of Limerick https://www.gold.ac.uk/media/documents-by-section/departments/history/Lodge_Sharpeville-and-Memory_Nov2011.pdf

[19] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[20] ibid

[21] Ibid

[22] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[23] ‘There are 134 recorded political executions of freedom fighters at the gallows in Pretoria Central Prison between 1960 and 1990.  Ninety four (94) plus one of them are members of the Pan Africanist Congress (PAC) of Azania, having participated in the Poqo Insurrection of 1961 to 1967, and the one Azanian National Youth Unity militant who was executed in 1987. The others belonged to various formations of the broad liberation movement’ http://mayihlomenews.co.za/the-forgotten-seed-of-a-new-nation/#more-3853 Volgens Madeleine Fullard, head of the MPTT (Missing Persons Task Team) van de TRC is: ‘The majority of the prisoners hanged during the period 1960 to 1990 were from the PAC.’ John Harris was eerste en enige witte person die voor een verzetsdaad tegen het Apartheidsregiem werd opgehangen (1965) https://omalley.nelsonmandela.org/omalley/index.php/site/q/03lv02167/04lv02264/05lv02335/06lv02357/07lv02372/08lv02375.htm

[24] https://tegenhetvergeten.nl/2019/08/25/soweto-opstand-1976-eenzijdige-internationale-solidariteit/

[25] Informatie over het rechtssysteem is gebaseerd op het boek “Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[26] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[27] ibid

[28] ibid

[29] https://omalley.nelsonmandela.org/omalley/index.php/site/q/03lv02167/04lv02264/05lv02335/06lv02357/07lv02372/08lv02375.htm

[30] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[31] Een jaar nadat de Zes waren gered ‘when death penalty was still enjoying a brief period of political  importance, a leading member of the South African Council of Churches paid some visits on death row. His words of comfort and understanding were restricted  to those considered ‘political prisoners or ‘patriots’ a coded phrase denoting those who had been ‘adopted’ by the UDF. The others deemed criminals, were not adopted or visited’.  Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[32] Joyce Mokhesi: ‘These are my war wounds, these are the records of how I was made. My body my life. They had me suffer for my victory, but I won, I refused to confess, refused to tell lies against myself, refused to help harm others.’ Tot  de doodvonnissen werden uitgesproken had ze geloofd dat het recht uiteindelijk zou winnen. Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[33] Joyce Mokhesi studeerde aan de universiteit van Witwatersrand in Zuid-Afrika, het Ruskin College en in Oxford, Engeland en aan La Trobe University in Australië. Ze was enige tijd waarnemend secretaris-generaal van de Commercial Catering and Allied Workers Union of South Africa

[34] PAC (Pan Africanist Congress), ANC (African National Congress), AZAPO (Azanian Peoples Organisation), BCMA (Black Consciousness Movement of Azania), UDF (United Democratic Front), NF (National Forum)

[35]Activiteiten in Nederland jaren 79/80 en 90. Soweto, Zwart Bewustzijn, Biko https://tegenhetvergeten.nl/2019/12/15/activiteiten-in-nederland-jaren-79-80-en-90-soweto-zwart-bewustzijn-biko/

[36] Azania Vrij, 1986, 12-2.

[37] De petitie werd gesteund door Amnesty International, PPR (Politieke Partij Radikalen) Tweede Kamerfractie, PPR bestuur, PvdA Tweede Kamerfractie, FNV,Kerk en Vrede, NIO (Vereniging voor Nieuw Internationaal Ontwikkelingsbeleid) Stichting Tot Steun aan Demokratische Krachten, X-Y beweging, Zending en Werelddiaconaat Gereformeerde Kerken, Cineclub Vrijheidsfilms, Portugese Vereniging Amsterdam (APA),  DIDF (Turkse Demokratische Arbeidersvereniging), de Eritrean Workers’ en Students’ Union en Rotterdam Tegen Apartheid.

[38] Dat zou later oplopen tot 4500 handtekeningen

[39] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[40] ibid

[41] ibid

[42]McBride (ANC) was ter dood veroordeeld voor een bomaanslag in Durban. Ook hij kreeg uiteindelijk uitstel van executie en kwam later vrij

[43]Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[44] ibid

[45] ibid

[46] ibid

[47] ibid

[48] No.10 record of conversation (MT, Joyce Mokhesi) [‘Sharpeville Six’ case] [declassified Dec 2017]:    https://c3f0094bc71154bde99f-7d29b9e6510ace11918affa010656132.ssl.cf2.rackcdn.com/880712%20no.10%20cnv%20PREM19-2526%20f225.pdf 

[49] ibid

[50] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[51] Persbericht Europese Commissie https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/IP_88_493

[52] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[53] Het Treason-proces was een proces in Johannesburg waarbij 156 mensen, waaronder Nelson Mandela, bij een inval werden gearresteerd en in 1956 werden beschuldigd van verraad. Het hoofdproces duurde tot 1961, toen alle beklaagden onschuldig werden bevonden  https://en.wikipedia.org/wiki/1956_Treason_Trial

[54] Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998

[55] https://www.timeslive.co.za/news/south-africa/2011-12-15-prison-was-a-death-factory/

[56] Lubowski was lid van de Namibische bevrijdingsbeweging SWAPO (South West Africa People’s Organisation).

[57] De Klerk volgde Botha in 1989 op als president van Zuid-Afrika.

[58] Sharpeville Zes Komitee, Cineclub Vrijheidsfilms, D’66 Rotterdam, FNV, Groen Links Rotterdam, NIO, Rotterdam Tegen Apartheid, Sihambile Cultural Group, STAR ( STAR was een organisatie van migranten en autochtonen die streed tegen Apartheid, racisme, discriminatie en kolonialisme. Voortgekomen uit het voormalige Black People in Holland Against Apartheid. Azania Vrij, 1988,nr 4), Steun Tot Steun aan Democratische Krachten, VVD Rotterdam en X-Y Beweging.

[59] In 1980 the Black Municipal Workers Union (BMWU) was formed. In 1981 the name changed to South African Black Municipality and Allied Workers Union (SABMAWU). In 1989 after a number of other unions came to getter and the name changed to Federation of Municipality and Allied Workers Unions (FEDMAWU). Info Phillip Dhlamini, trade union leader and founder of BMWU.

[60] The Sharpeville Six, The South African Trial that shocked the world, 1990 by Prakash Diar, McClelland & Stewart Inc. The Canadian Publishers, Toronto

[61] https://khulumani.net/in-the-news/sharpeville-six-member-dies/2006/02/14/

[62] https://www.groundup.org.za/article/former-upington-26-death-row-prisoner-remembered/

[63] https://www.timeslive.co.za/sunday-times/lifestyle/2012-03-25-evelina-de-bruin-1933-2012-member-of-the-upington-14/

[64]Peter Parker and Joyce Mokhesi, In the Shadow of Sharpeville, Apartheid and Criminal Justice, New York University Press, 1998