Soweto Opstand 1976

Eenzijdige internationale solidariteit 

Inleiding

In Soweto 1 demonstreerden op 16 juni 1976 duizenden zwarte scholieren tegen de invoering van het ‘Afrikaans’ in het onderwijs. Zij riepen: ‘Weg met het Afrikaans 2 de taal van de onderdrukker’ en droegen de leuze ‘Viva Azania’ met zich mee. Genadeloos richtten leger en politie een bloedbad aan onder de vreedzaam protesterende scholieren. Deze dramatische gebeurtenis had grote invloed op het verloop van de bevrijdingsstrijd en de internationale solidariteit.(deel I)

Westerse Anti-Apartheidsorganisaties bepaalden met hun activiteiten in grote mate welk deel van het zwarte verzet in Zuid-Afrika gesteund moest worden. Met succes bepleitten zij bij niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), kerken en

regeringen exclusieve politieke en materiële steun voor het ANC (African National Congress). Zo nodig manipuleerde men historische feiten over de Soweto opstand en andere verzetsacties ten gunste van het ANC. De bevrijdingsbewegingen PAC (Pan Africanist Congress) en BCM (Black  Consciousness Movement) organisaties werden op verschillende manieren in een negatief daglicht gesteld en betaalden hiervoor in en buiten Zuid-Afrika een hoge prijs.(deel II)

Sinds 1994 regeert het ANC in Zuid-Afrika. Vanuit hun machtspositie volgt het ANC het patroon van het oneigenlijk claimen van mensen en verzetsdaden tijdens de bevrijdingsstrijd. In de schoolboeken en musea staat de ANC versie van geschiedenis centraal.(deel III)

I

Soweto 1976

Wat eraan voorafging

‘Afrikaans’ en Bantu Onderwijs

Het Apartheidsregiem koesterde het ideaal het ‘Afrikaans’ als enige voertaal in Zuid-Afrika in te voeren. Samen met het Bantu onderwijs voor de zwarte bevolking werd het een instrument voor politieke controle. Bantu onderwijs leidde zwarte mensen op tot handarbeid en ongeschoolde beroepen. Tegelijkertijd wilde men de zwarte mensen laten accepteren dat ze ondergeschikt waren aan de witte minderheid. Met de Bantu Education Act in 1953 werd deze politiek gelegitimeerd. De wet paste in de politiek van Apartheid die stond voor discriminatie en segregatie op grond van huidskleur van zwarte mensen en mensen van kleur.

Protesten tegen deze racistische onderwijspolitiek dateren van voordat de wet werd aangenomen. De Transvaal African Teachers’ Association (TATA) onder leiding  van Zeph Mothopeng 4  besloot de Bantu Education Act te verwerpen. In 1952 verklaarden de leden in een resolutie zich in te zetten voor de complete vernietiging van het Bantu onderwijs en voor vrij en universeel onderwijs voor de Afrikanen.

Zwarte Bewustzijnsbeweging

Met de oprichting in 1969 van de zwarte studentenorganisatie SASO (South African Students’ Organization) ontstond de Zwarte Bewustzijnsbeweging (Black Consciousness Movement). SASO veroordeelde in een resolutie het hele Bantu onderwijssysteem. Dit werd de opmaat naar de scholierenopstand in 1976.

Student medicijnen Steve Biko werd de eerste president van SASO. De oprichters van de SASO waren ontevreden over het beleid van de door witte liberale studenten gedomineerde NUSAS (National Union of South African Students). De NUSAS schonk ondanks de druk van de zwarte leden nauwelijks aandacht aan de problemen waar zij in Apartheid Zuid-Afrika mee te maken hadden. Problemen die veel verder reikten dan de universiteitscampus. Witte studenten in hun witte afgeschermde wijken beseften nauwelijks (en wilden dat ook eigenlijk niet weten) wat het Apartheidsregiem elke dag op alle gebieden van het leven van zwarte mensen betekende.

Biko schreef dat het fundamenteel is om te erkennen dat volledige identificatie door witte mensen met een onderdrukte groep in een systeem dat de ene groep dwingt privileges te genieten en te leven dankzij het zweet van de ander onmogelijk is. Hij wees erop dat de grootste vergissing die de zwarte wereld ooit maakte de veronderstelling is dat iedereen die tegen Apartheid is een bondgenoot zou zijn: ‘The biggest mistake the black world ever made was to assume that whoever opposed apartheid was an ally’.5

In 1970 erkende SASO NUSAS niet meer als vertegenwoordigend orgaan van alle studenten in Zuid-Afrika. De negatief geladen term ‘non- white’ in relatie tot wit wees SASO af. De leden van SASO waren Afrikanen, ‘kleurlingen’ en ‘Indiërs’. Volgens SASO waren zij in de politieke betekenis van het woord allemaal zwart. Ze behoorden tot de onderdrukte meerderheid in Zuid-Afrika.

Onder de leus ‘Black man you are on your own’ richtte SASO zich op de organisatie van de zwarte bevolking. Het sloot aan op de uitspraak van Sobukwe: ‘T0 go it alone’ bij de oprichting van het PAC in 1959. Het kwam voort uit dezelfde kritiek op het matigende en dominante optreden van witte liberalen bij het bepalen van de tactiek en strategie van het ANC.

In 1972 kwam de Black People’s Convention (BPC) tot stand, een koepelorganisatie met politiek maatschappelijke organisaties die vanuit het gedachtengoed van de zwarte bewustzijnsbeweging opereerden. Winnie Kgware werd gekozen als eerste president. Als eerste vrouw in Zuid-Afrika leidde zij een politieke organisatie.

De BPC en haar organisaties werkten buiten de Apartheidsinstituties zoals de Bantustans of bijvoorbeeld de door het regiem ingestelde Coloured People Representative Council. Zo organiseerde de Black Community Programmes onder andere medische klinieken, uitgeverijen, theatergroepen en ontstond de zwarte bevrijdingstheologie.

Een speciale hulporganisatie, Zimele Trust, werd opgericht voor de vele politieke gevangenen en hun gezinnen. Na het bloedbad van  Sharpeville 8 en het verbod op het ANC en PAC gingen deze organisaties ondergronds en begonnen de gewapende strijd. Het Apartheidsregiem trad hiertegen keihard op. In de jaren tussen 1962 en 1967 werden vooral POQO (gewapende vleugel PAC) vrijheidsstrijders bij gevechtshandelingen gedood, gevangengenomen, gemarteld, ter dood veroordeeld en opgehangen. 10 De gezinnen van deze mensen bleven nog verder verarmd achter.

BPC en SASO stelden het mobiliseren van de zwarte arbeiders voorop. De zwarte vakbond BAWU (Black Allied Workers Union) ontstond. Buitenlandse investeerders werden opgeroepen zich terug te trekken uit Zuid-Afrika. Met deze eis schreef de BPC meer dan dertig buitenlandse ondernemingen aan.11

Stakingen

In de loop van 1972 braken er op verschillende plaatsen stakingen uit. In Kaapstad en Durban staakten havenarbeiders voor een hoger loon. In Johannesburg  staakten buschauffeurs. In 1973 ontstond een golf van stakingen in en rondom Durban. De stakende arbeiders werkten in uiteenlopende bedrijfstakken zoals de suiker, rubber, chemie, bakkerijen, constructie, tapijten, fruit, vlees en textiel.

Bij de multinational Anglo American Cooperation in Carletonville (één van de meest goud producerende gebieden in de wereld) bij Johannesburg staakten in 1973 zwarte mijnwerkers tegen het grote loonverschil tussen witte en zwarte mijnwerkers. De Anglo American Cooperation die beweerde tegen Apartheid te zijn, stuurde de politie op de stakers af. Elf mijnwerkers werden gedood.12 

Tijdens de stakingen in deze jaren ontstond ondanks de Apartheidspolitiek een hoge mate van solidariteit tussen Afrikanen en de mensen van Indiase afkomst. Het versterkte de zwarte eenheid waar de BPC organisaties voor opkwamen. Het Apartheidsregiem vreesde ondermijning van de staat door de groeiende invloed van de Zwarte Bewustzijnsbeweging op studenten en arbeiders in het hele land. De gebruikelijke repressie werd harder ingezet om dat te voorkomen.

Moord SASO leider Tiro

In februari 1973 kregen 8 leiders van de Zwarte Bewustzijnsbeweging een ‘banning order’ opgelegd: Steve Biko, Barney Pityana, Drake Koka, Saths Cooper, Ranwedzi Nengwekhulu, Strini Moodley, Jerry Modisane en Bokwe Mafuna. Justitieminister Pelser beschuldigde hen van het bepleiten van ‘brandstichting, verkrachting en een bloedige revolutie’. Een proces kregen ze niet omdat het regiem wilde voorkomen dat zij de rechtszaal als politiek platform zouden gebruiken.13 De ‘banning order’ betekende een beperking van hun bewegingsvrijheid en communicatie met anderen. Meer ‘banning orders’ en huisarresten volgden. Mosibudi Mangena 14, toen nationale organisator van de BPC, werd onder de Terrorismewet van het Apartheidsregiem veroordeeld tot 5 jaar Robbeneiland.

Ondanks de arrestaties en ‘bannings’ lukte het de BPC in maart 1973 goedbezochte bijeenkomsten te organiseren ter herdenking van het bloedbad van Sharpeville in 1960 en de opstand die daarna volgde.15

Onkgopotse Ramothibi Abram Tiro, een invloedrijke SASO leider, werd in 1972 van de universiteit gestuurd na een kritische toespraak over de geldende Bantu Education Act van 1953.16 Daarna doceerde hij in 1973 geschiedenis op de Morris Isaacson High School in Soweto. In zijn geschiedenislessen leerde de SASO leider zijn leerlingen kritische vragen te stellen over de inhoud van voorgeschreven geschiedenisboeken van het Ministerie voor Bantu Onderwijs.

Tiro’s optreden inspireerde mede tot de oprichting van de scholierenbond SASM (South African Students Movement) op basis van het Zwarte Bewustzijn. Tsietsi Mashinini, in  1976 een leider van de Soweto studentenopstand, was een van Tiro’s leerlingen.

Na 6 maanden dwong het regiem de school Tiro te ontslaan. De politie bereidde zijn arrestatie voor. Eind 1973 was hij gedwongen het land te verlaten.17 Hij ontkwam niet aan het moorddadige regiem. Begin 1974 bracht het regiem met een briefbom Tiro (26 jaar) in Gabarone, Botswana, om het leven.18

Viva FRELIMO

Op 25 september 1974 planden BPC en SASO solidariteitsbijeenkomsten met FRELIMO, de bevrijdingsbeweging van Mozambique. De voormalige Portugese kolonie stond aan de vooravond van zijn officiële onafhankelijkheid. Het regiem verbood de bijeenkomsten in onder andere Durban, Kaapstad, Port Elisabeth en Johannesburg.

In Durban kwamen in het stadion Curries Fountain toch duizenden mensen  bijeen. Zij riepen ‘Viva FRELIMO’, zongen strijdliederen en brachten de Black Power groet. Na een halfuur viel de politie de mensen aan en arresteerde vele aanwezigen. Zelfs in de ziekenhuizen pakte de politie mensen op. Mensen waren daar voor behandeling van ernstige verwondingen toegebracht door politiehonden.

In het hele land werden die avond leiders van SASO, BPC en BAWU gearresteerd. Velen vluchtten of gingen ondergronds. Stakingen en bus boycots (tegen de hoge tarieven) 19 gingen door. Door het gewelddadige optreden van de politie kwamen velen om.

De BPC nam in 1975 het besluit te strijden voor een vrij Azania (de nieuwe naam voor Zuid-Afrika) op basis van vrije verkiezingen die tot een meerderheidsregering zouden leiden.

SASO/BPC proces

Kort na de pro-FRELIMO bijeenkomsten werden 9 leiders van SASO en BPC gearresteerd. Een langdurig proces volgde in 1975 en 1976. De 9 aangeklaagden: Saths Cooper, Muntu Myeza, Mosioua ‘Terror’ Lekota, Nchaupe Aubrey Mokoape, Pandelani Nefolovhodwe, Nkwenkwe Nkomo, Kaborone ‘KK’ Sedibe, Zithulele Cindi en Strini Moodley. Zij werden beschuldigd van samenzweringsactiviteiten gedurende de periode 1968 -1974. De activiteiten zouden gericht zijn op het met geweld willen veranderen van de Zuid-Afrikaanse Staat en het kleineren van witte mensen door hen voor te stellen als inhumane onderdrukkers van zwarte mensen. Als bewijs dienden de volgens de aanklager subversieve en anti-wit teksten in geschriften, poëzie, toneelstukken, het organiseren van anti-wit bijeenkomsten en de oproep aan buitenlandse ondernemingen niet meer te investeren in Zuid-Afrika. Een aantal van de aangeklaagden zat 70 dagen in eenzame opsluiting.20

Op 21 december 1976 bevond de rechtbank de 9 schuldig op grond van de Terrorisme Wet en veroordeelde hen tot vijf en zes jaar gevangenisstraf. De volgende ochtend werden ze onmiddellijk vanuit Pretoria naar Robbeneiland gebracht voor het uitzitten van hun straf.

Een van de negen, Nchaupe Aubrey Mokoape, zat als 15-jarig PAC lid ook al in 1960 gevangen. Hij werd toen tot drie jaar cel veroordeeld voor het mede organiseren van de demonstraties tegen de Passenwetten die leidden tot het bloedbad van Sharpeville.

Het proces kreeg in Zuid-Afrika veel publiciteit door de dagenlange getuigenis van Steve Biko ter verdediging van de 9 aangeklaagden. Biko gebruikte de rechtbank als een platform voor het uitleggen van de politiek van SASO en BPC. 21 De pers behandelde uitvoerig zijn getuigenis. Het was het gesprek van de dag.

Beschuldigde Pandelani Nefolovhodwe verklaarde dat de Bantustan/thuislanden politiek 22 als oplichting werd gezien door de zwarte bevolking. Tijdens het proces zongen de beschuldigden strijdliederen en brachten de Black Power groet.

Aanloop

Ter herdenking van het bloedbad van Sharpeville in 1960 kwamen in maart 1976 duizenden mensen in Soweto bijeen. Het proces tegen de SASO/BPC leiders was gaande en een proces tegen 7 leiders van de NAYO (National Youth Organization) leiders startte in maart. De beschuldigden, geïnspireerd door het SASO/BPC proces, stonden met opgestoken gebalde vuisten terecht.

Buiten de rechtszaal organiseerde de Zwarte Bewustzijnsbeweging organisaties solidariteitsdemonstraties. De politie reageerde gewelddadig op de demonstranten. In mei hoorden twee van de beschuldigden zich veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor het ronselen van mensen voor militaire training.

In dezelfde maand  begonnen 25.000 inwoners van de township Kwa Tema een bus boycot tegen de prijsverhoging van de kaartjes.

Opstand 16 juni 1976

De gedwongen invoering van het ‘Afrikaans’ op de middelbare scholen wekte de woede van ouders, docenten en leerlingen. Plotseling moesten de scholieren studeren en examens afleggen in een taal die ze niet of nauwelijks machtig waren. Voorts werd het ‘Afrikaans’ gehaat omdat het de taal van de onderdrukkers was. De politie, de rechtspraak en het Apartheidsregiem bedienden zich van deze taal.

De scholier Enos Ngutshane, plaatselijk leider van SASM, schreef in april een protestbrief tegen de invoering van het ‘Afrikaans’ naar de minister voor Bantu Onderwijs. Het antwoord van de minister kwam op 8 juni: de politie viel zijn school, Naledi High, binnen om hem te arresteren. Door het verzet van zijn medescholieren lukte het de politie niet hem te arresteren. Hij vluchtte maar werd vlak voor de 16 juni demonstratie tegen invoering van het ‘Afrikaans’ alsnog gearresteerd.

Op 12 juni vormde Tsietsi Mashinini (voorzitter SASM afdeling op de Morris Isaacson High school) met leiders van andere scholen een actiecomité. Zij besloten tot een massademonstratie op 16 juni van alle middelbare scholieren in Soweto.

Op 16 juni kwam de menigte van 12 tot 20-jarige jongeren in alle vroegte bij elkaar. Ze droegen kartonnen borden met de leuzen: ‘Down with Afrikaans’, ‘Afrikaans is the oppressor’s language’, ‘Blacks are not dustbins’, ‘Viva Azania’. De sfeer was ongedwongen. Het volkslied werd gezongen, men riep Amandla (Macht) met in de lucht gestoken gebalde vuisten.

Niet veel later arriveerden  politie en leger gewapend met semi-automatische geweren, wapenstokken en traangas. Zonder waarschuwing gooiden ze traangas in de menigte. De verantwoordelijke kolonel J. Kleingeld schoot met een machinegeweer van dichtbij op de menigte. De 13-jarige Hector Pieterson viel als een van de eerste dodelijke slachtoffers. De iconische foto waarop Hector, dodelijk getroffen, wordt weggedragen door een medescholier werd wereldwijd het symbool van de Soweto opstand.

Soweto ontplofte. De aangevallen scholieren reageerden woedend. Met stenen bekogelden ze politie en leger. Men viel de door het regiem gesubsidieerde bierhallen aan, de alcohol winkels en de door witte mensen gerunde winkels. In het wilde weg schoten politie en leger op de kansloze jongeren.

In de middag zwol de menigte aan tot meer dan 30.000 mensen. Werkloze jongeren sloten zich aan. Ouders die terugkwamen van hun werk vonden gewonde en dode kinderen. Ze sloten zich aan bij de protesten. Soweto werd afgesloten van de buitenwereld. Alleen troepenversterkingen mochten worden toegelaten. De volgende dag gingen de jongeren door met aanvallen op witte winkels. Duizenden mensen gingen niet meer naar hun werk. Een filiaal van Barclays bank werd afgebrand. ‘Why kill kids for Afrikaans?’, stond er op een kartonnen protestbord.

Volgens SSRC leider Majakathata Mokoena stierven er in die dagen 2.000 tot 3.000 scholieren. Mokoena: ‘Ik was diegene die de vermisten moest registreren, de doden en de gearresteerden’. 23 Arrestanten, waaronder ook kinderen, ondergingen verschillende manieren van marteling. Het repertoire bestond onder andere uit het toedienen van elektrische schokken op alle delen van het lichaam, mensen urenlang op een denkbeeldige stoel laten zitten en zware gewichten aan testikels hangen. Op de politiebureaus lagen de doden en gewonden in de gangen.

Oshadi Mangena, werkzaam bij het Christelijk Instituut (CI) en lid van de BCM, was op 16 juni één van de gearresteerden. Zij ontvluchtte later het land en getuigde voor de onderzoekscommissie van de Verenigde Naties (VN): ‘Door diverse martelingen oefende men druk op mij uit, zoals slaan, elektrische schokken op mijn taille en borsten. Ik was geblinddoekt. Ook werd ik in een elektrisch gekoelde zak gestopt en aan een ijzeren stang gehangen tot ik bijna stikte’.24

Onderlinge solidariteit  

Ex-politieke gevangene (SSRC 11 proces)25 Sibungile Mthembu Mkhabela vertelt terugkijkend over de grote onderlinge solidariteit in die dagen: ‘Er heerste toen een geweldige discipline onder de scholieren en de studenten. Allen handelden volgens de aanwijzingen van de SSRC en de daarin door hen gekozen leiders. Er was een grote mate van samenwerking en men was bereid naar elkaar te luisteren ook al behoorde men tot verschillende politieke stromingen. In de periode rond de Soweto opstand is niet een zwarte vermoord voor collaboratie [met het regiem]. Niemand kreeg een brandende autoband om zijn nek. 26 Toen de politie zwarten uit de hostels (barakken voor de zwarte mijnwerkers) gebruikte voor aanvallen op de gemeenschap, trokken de studenten naar de hostels en probeerden de bewoners uit te leggen dat zij hun woede niet tegen de gemeenschap moesten richten en dat de politie verantwoordelijk was voor de provocaties. Deze actie had groot succes en velen steunden daarop de strijd van de studenten’.27

Vanuit de Universiteit van Witwatersrand liepen witte studenten een solidariteitsmars naar het centrum van Johannesburg. Zwarte arbeiders en witte toeschouwers sloten zich aan: ‘Power to Soweto’. De politie en witte burgers vielen de demonstranten aan.

In meerdere townships braken opstanden uit. Op universiteiten en scholen werden solidariteitsacties georganiseerd. De protesten verspreidden zich ook naar het platteland in de zogenaamde thuislanden Lebowa, Bophuthatswana, Venda en Qwa Qwa.

Ondertussen verklaarde J.F. Visser van de politie dat het Apartheidsregiem overging tot het inzetten van hardere methoden om het verzet te breken. Het hele militaire apparaat werd in staat van paraatheid gebracht. De politie kreeg de vrije hand. Gepantserde wagens domineerden het verkeer in Soweto. Een golf van moorden kwam op gang. Honderden mensen werden gearresteerd, zelfs kinderen van 8 jaar werden zonder pardon gevangen gezet. Tot elke prijs moest en zou de orde gehandhaafd worden.

Thembile Ndabeni vertelt hoe het Apartheidsregiem met hun politiemacht hen in Kaapstad elke dag opjoeg:We had to awake early every morning and hide away from the police. We hid in chicken shacks, gardens or pretend to be dumb or mentally ill just to avoid being harassed by the police. In some instances, we played with the ‘nice’ soldiers. Later we realised that the ‘nice’ soldiers were those who were forced into military conscription’. En : ‘We also had good policemen like Tata Majikela and others from the townships who refused to kill their children. They not only refused to obey instructions from their seniors but rejected white supremacy in its entirety’.28

Het regiem begreep dat het protest fundamenteel gericht was tegen het hele systeem van witte heerschappij. Dat betekende protest tegen het hele Apartheid onderwijssysteem, de hongerlonen, slechte huisvesting, de Bantustan politiek met haar schijnonafhankelijkheid, de Urban Councils en andere marionetteninstellingen van het regiem. Het waren de thema’s waartegen  de BCM in de voorafgaande jaren ageerde. Mosibudi Mangena: ‘The Afrikaans issue , whilst very sensitive in its own right, was by no means a fundamental issue, but provided the spark that caused the whole conflagration’. 29

Naledi High school 2005, Soweto. Brief scholier Enos Ngutshane Pic. mboelsma, 2015

Soweto, 2015. Pic. m.boelsma, 2015


Tsietsi Mashinini, beeld in Soweto. Pic. m.boelsma, 2015

Deksel van vuinisbak gebruikt als schild tegen de kogels van de politie. (Hector Pieterson Museum Soweto). Pic. m. boelsma, 2015

Witte reactie

Demonstratie Rotterdam, 23 juni 1976

Demonstratie Rotterdam 23 juni, 1976

Demonstratie Amsterdam, 28 augustus 1976

De dag na 16 juni deden de wapenhandelaren goede zaken. Witte privé schietverenigingen kregen er opeens veel leden bij. Witte scholieren werden naar schietles gestuurd. De witte studenten van de Universiteit van Stellenbosch bewapenden zich.

Berichtgeving pers

In het begin haalde het doodschieten van kinderen nog de voorpagina’s van de Nederlandse kranten. Later verdween de berichtgeving naar de binnenpagina’s. De toon en woordkeuze veranderden. Met de taal van het witte regiem sprak men nu over het aanrichten van vernielingen, plunderen, uitbarstingen van ongeregeldheden. De pers bleek blind voor overeenkomsten tussen het Nederlandse verzet in de Tweede Oorlog en het zwarte verzet in Zuid-Afrika. In Azania Vrij 30 werd erop gewezen dat toen ook de symbolen van de bezetter werden aangepakt. Toen werden bevolkingsregisters vernield en ruiten ingegooid bij NSB cafés.

Solidariteitsdemonstraties Rotterdam en Amsterdam

Op 23 juni organiseerde het Azania Komitee 31 samen met onder andere: Chilibeweging  Rotterdam, de vakbond FNV, LOSON (Landelijke Overleg Surinaamse Organisaties in Nederland), PPR (Politieke Partij Radicalen), PvdA (Partij van de Arbeid), Palestina Komitee en Wereldwinkels 32 een solidariteitsdemonstratie. Nyakane Mike Tsolo, PAC leider in Sharpeville 1960 33, sprak: ‘Dromers denken nog steeds aan een vreedzame verandering. Er zal nooit een vreedzame verandering komen in Zuid-Afrika’. Hij onderstreepte het belang van eenheid van de bevrijdingsbewegingen.

Op 28 augustus organiseerde de AABN (Anti-Apartheids Beweging Nederland) een demonstratie in Amsterdam. Het Azania Komitee droeg een spandoek met ‘Solidair met ANC, PAC en SASO’. De ordedienst van de AABN rukte dit hardhandig uit handen en vernielde het. De geroepen leuze: ‘Viva Azania Boycot Zuid-Afrika’ overstemde zij moedwillig met hun megafoons. De AABN verzette zich met hand en tand tegen solidariteit met de organisaties van de Zwarte Bewustzijnsbeweging en het PAC. De bevrijdingsnaam Azania (gebruikt door PAC en BCM) voor Zuid-Afrika klonk hen als een vloek in de oren.

Concessie, uitbreiding verzet

In juli kwam het regiem terug op haar besluit het ‘Afrikaans’ in te voeren in het onderwijs. Docenten mochten nu zelf bepalen of ze in het Engels of ‘Afrikaans’ hun lessen wilden geven. De scholieren in Soweto organiseerden zich in de Soweto Students’ Representative Council (SSRC). Alle scholen waren daarin vertegenwoordigd. Tsietsi Mashinini verkoos men tot de eerste voorzitter. Ouders organiseerden zich in de Black Parents Association (BPA).

De actievoerende scholieren en studenten richtten nu hun pijlen op de Zuid-Afrikaanse economie: ‘Wij willen datgene doen wat de vijand het hardste treft’.34

Stakingen

Begin augustus liepen ongeveer 20.000 mensen vanuit Soweto naar het hoofdkantoor van de veiligheidspolitie in Johannesburg. Ze eisten vrijlating van de politieke gevangenen. Arbeiders gaven gehoor aan de oproep het werk neer te leggen en mee te demonstreren. Op 5 augustus stierf SASO leider Mapetla Mohapi onder verdachte omstandigheden in de gevangenis.

Op 23 augustus werd een driedaagse staking uitgeroepen. Ongeveer 150.000 tot 200.000 zwarte arbeiders namen deel aan de staking. Men eiste vrijlating van politieke gevangenen, afschaffing van het Bantu onderwijs en omverwerping van het Apartheidssysteem. In september volgden opnieuw stakingen in Johannesburg en Kaapstad. In Kaapstad kwam het economische leven vrijwel tot stilstand. Driekwart van de arbeidskrachten, zo’n kwart miljoen, staakte. Havenarbeiders, textielarbeiders, bouwvakkers en winkelpersoneel staakten mee. In Johannesburg sprak men van een half miljoen stakers.

Gedwongen ballingschap

Het regiem begon een klopjacht op SSRC leider Mashinini en zette een prijs op zijn hoofd. In augustus vluchtte hij naar het buitenland. Khotso Seatlholo, 18 jaar, volgde hem op als voorzitter van de SSRC. De organisatie ging ondergronds. In januari 1977 was ook Seatlholo gedwongen het land te verlaten. Dan Montsitsi, 19 jaar, volgde hem op. Door de systematische terreur ontvluchtten veel scholieren het land. Botswana of Swaziland waren meestal de eerste bestemming.

Kissinger

In september bracht  de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Kissinger, een bezoek aan Zuid-Afrika. Hij ontmoette premier Vorster en Ian Smith, de regeringsleider van het witte minderheidsregiem in Rhodesië (nu Zimbabwe). Zijn opzet was om ‘stabiliteit’ in Zuidelijk Afrika te bewerkstelligen waarbij de westerse belangen gewaarborgd zouden blijven.

De zwarte bevolking zag dit bezoek als een steunbetuiging voor het Apartheidsregiem. Men ontving hem met felle protesten in duidelijke bewoordingen: ‘Kissinger Murderer’, ‘Kissinger go home’, ‘Kissinger get out of Azania’, ‘Don’t bring your disguised American oppression into Azania’. 35 Opnieuw vielen er doden, gewonden en werden mensen opgepakt.

Tussen 16 juni en 31 oktober arresteerde de politie zo’n 4200 mensen. Onder hen bevonden zich vooraanstaande leiders van de BCM, onder wie Steve Biko.  Onder de arrestanten bevonden zich vooral zwarte journalisten en zwarte vakbondsleden. Doordat ze zelf in de townships woonden waren de journalisten in staat een accuraat beeld te geven van de situatie daar. Witte journalisten kwamen de afgesloten townships niet in. Het regiem kon ongezien voor het oog van de wereld zijn gang gaan.

Honderden jongeren werden veroordeeld tot zweepslagen. Tijdens hun voorarrest bezweken minstens 12 gevangenen onder de martelingen van de politie of leden levenslang onder de gevolgen van fysieke en psychische martelingen.36 De SSRC riep de mensen op kerstviering in 1976 te gebruiken om te rouwen om de dodelijke slachtoffers van het politiegeweld. Aan de oproep werd massaal gehoor gegeven.

In december 1976 vroeg een ANC vertegenwoordiger de SSRC alleen met het ANC samen te werken. Khotso Seatlholo, namens SSRC, weigerde. Men wilde zich niet binden aan één bevrijdingsbeweging. De gevluchte studentenleiders Seatlholo en Mashinini benadrukten tijdens een tournee door de Verenigde Staten dat het ANC, PAC en de studenten een gezamenlijke vijand hadden die gezamenlijk bevochten moest worden. In 1979 richtte Seatlholo en Mashinini in Zambia SAYRCO (South African Youth Revolutionary Council) op die gewapend de strijd met het regiem zou aanbinden.

1977

Verbod BCM organisaties

Westerse landen

De opstand tegen het regiem zette zich in 1977 voort. Zuid-Afrika voerde onverdroten haar Apartheidsbeleid uit met brute repressie en invoering van de Bantustan politiek. Westerse landen uitten vooral hun morele verontwaardiging over de harde praktijk van het Apartheidsregiem. Hun politieke en economische belangen zetten ze niet op het spel.37

Ondanks het door de Verenigde Naties (VN) ingestelde wapenembargo leverden de Verenigde Staten (VS), Groot-Brittannië en Italië aan Zuid-Afrika moderne wapens ter waarde van 7,5 miljard gulden. Dit onthulde Sean Gervasi in 1977 in het Amerikaanse Huis van afgevaardigden.

Nederland weigerde bijvoorbeeld de slotverklaring van de Wereldconferentie voor Actie Tegen Apartheid in Nigeria te ondertekenen. Buitenlandse Zaken Minister Kooymans viel over de passage dat Apartheid in Azania/Zuid-Afrika ‘berust op onteigening, plundering, uitbuiting en sociale uitbuiting van het Afrikaanse volk sinds 1652 door kolonisten en hun nakomelingen’. 38 De Minister vond het onterecht dat hiermee de hele Nederlandse gemeenschap werd aangesproken vanaf het moment dat Jan van Riebeeck voet op Afrikaanse bodem zette. Deze opvatting leeft heden ten dage nog steeds.

Op uitnodiging van Harry Oppenheimer van de mijnbouw multinational Anglo American arriveerde in mei Andrew Young in Zuid-Afrika. De Afro-Amerikaan Young was ambassadeur bij de VN namens de Amerikaanse President Carter. In Zuid-Afrika sprak hij alleen zakenlieden. Hij sprak zijn vertrouwen uit dat door vrij ondernemerschap Zuid-Afrika bevrijd kon worden.

De BPC weigerde Young te ontmoeten. Young kondigde aan met de vertegenwoordigers van de SSRC te spreken. De SSRC ontkende deze afspraak en kwam niet. In de jaren die volgden zouden de westerse landen alles in het werk stellen om met risicoloze middelen het regiem tot afschaffing van de Apartheid te brengen. Met hun ‘constructieve betrokkenheid’ waren ze vooral uit op het inpalmen van het zwarte verzet ter bescherming van hun strategische en economische belangen.

Die ‘constructieve betrokkenheid’ viel toen nog in onvruchtbare aarde. Winnie Mandela (ANC) bijvoorbeeld verklaarde dat het zou betekenen dat de zwarte bevolking de strijd moest staken. Zij sprak zich uit voor de ‘socialistische republiek Azania’. 39 Van dat ideaal is 25 jaar later niets meer te herkennen in de politiek van het inmiddels regerende ANC.

Aanloop Soweto Herdenking 1977

In de aanloop naar de eerste herdenking van het bloedbad van Soweto riep de BPC de week van 20 tot 27 maart uit tot Helden Gedenkweek. Op deze manier wilde men het bloedbad van Sharpeville op 21 maart, 1960 en de gevolgen blijvend in herinnering houden.

In april wist de SSRC met protestdemonstraties een huurverhoging van 40 tot 80% te voorkomen in de townships. Ze eisten ook de ontmanteling van de Urban Bantu Councils (UBC). Als alternatief trad het Comité van Tien naar voren die ijverde voor democratisch gekozen raden in plaats van de door het regiem opgezette UBC’s. De mensen die zitting namen in de UBC’s zag men als collaborateurs die hun eigen mensen onderdrukten.

Arrestatie SSRC leiders

Aan de vooravond van de Soweto herdenking arresteerde de politie de hele top van de SSRC, waaronder ook voorzitter Dan Montsitsi. De herdenking ging met steun van de BPC toch door.

Tot de opgepakte SSRC leiders behoorden: Sechaba Montsitsi, Seth Mazibuko, Welile Twala, Mafison Morobe, Khotso Lengane, Sibungile Mtembu (Sibongile Mthembu Mkhabela), Thabo Ndabeni, Teboho Mngomezulu, Michael Khiba, Nkosinati Twala en Kennedy Mogami. De SSRC 11 werden beschuldigd van opruiing en terrorisme. Pas in 1979 werden de 11 veroordeeld tot gevangenisstraffen van 4 tot 8 jaar. Hun leeftijd varieerde van 18 tot 23 jaar. Sibungile Mkhabela, de  enige vrouw, zat vele maanden in eenzamen opsluiting. Na haar gevangenisstraf kreeg zij onmiddellijk een ‘banning order’.

Het aantal politieke gevangenen op Robben Eiland steeg na de opstand van 1976 van 253 naar 383.40

Acties Soweto herdenking

Tienduizenden zwarte arbeiders gaven gehoor aan de oproep tot staken op 16 en 17 juni. Studenten en andere politieke activisten richtten hun pijlen op de Bantustan politiek en racistische onderwijspolitiek. Aan een wit kind gaf het regiem 12 keer meer geld uit dan aan een zwart kind.

Soweto herdenking Rotterdam

In Rotterdam organiseerde het Azania Komitee op 17 juni samen met een aantal andere organisaties een demonstratie met op de spandoeken ‘Vorster Moordenaar’ en ‘Boycot Zuid-Afrika’. Nyakane Tsolo (PAC) memoreerde na afloop dat een jaar na Soweto dat de vlag van Apartheid nog steeds wappert boven de diplomatieke relaties die ook Nederland nog steeds onderhoudt met het regiem.

Demonstratie Rotterdam 1977

Oppositie Bantustan politiek

In juli kwamen op initiatief van de BPC zwarte organisaties bij elkaar om de oppositie tegen de Bantustan politiek te organiseren. Na Transkei wilde het regiem in 1977 ook het thuisland Bophuthatswana ‘onafhankelijkheid’ verlenen. Unaniem besloot men om alle zwarte mensen in Azania te mobiliseren tegen de zogenaamde onafhankelijkheid van de Bantustans. De leus ‘One Azania, One Nation’ was gericht tegen de balkanisatie (opdeling in kleine niet-levensvatbare gebieden) van Zuid-Afrika door middel van de Bantustan politiek.

Dood Steve Biko

Op 12 september 1977 overlijdt Stephen Bantu Biko in gevangenschap. Ernstige mishandeling door de politie leidde tot zijn dood. In augustus arresteerde de politie Steve Biko samen met Peter Jones. Bij een wegversperring dwong de politie hun auto te stoppen. Beiden waren op weg naar besprekingen die tot eenheid tussen ANC, PAC en BCM in het verzet moesten leiden. Volgens Biko moest er één revolutionaire beweging staan tegenover een onrechtvaardig systeem. Biko: ‘I would like to see groups like ANC, PAC and the Black Consciousness Movement deciding to form one liberation group. It is only, I think, when black people are so dedicated and so united in their cause that we can effect the greatest results’.41

De woede over de dood van Biko leidde tot opstand en demonstraties in het hele land. De begrafenis werd door tienduizenden bijgewoond ondanks de pogingen van de politie mensen op weg naar de begrafenis tegen te houden en/of te arresteren.

Op de houten kist stond: Eén Azania, Eén natie, Eén volk – BPC- Steve Biko. Nederland en andere westerse landen stuurden officiële vertegenwoordigers naar de begrafenis.

Op 23 september schortte de Nederlandse regering het Cultureel Verdrag met Zuid-Afrika op. Een goedkope daad die geen enkel effect sorteerde.

Verbod organisaties BCM                                                                                                                                                     

Op 19 oktober worden alle 18 organisaties van de Black Consciousness Movement verboden. Het Christelijk Instituut onder leiding van ds. Beyers Naudé werd verboden omdat het steun verleende aan de BCM. De kritische zwarte kranten The World en de Weekend World kregen een publicatieverbod.

Tot de verboden organisaties behoorden politieke, culturele en studentenorganisaties zoals SASO, SASM, Black Community Programmes (BCP), Medupe Writers Organization, Zimele Trustfund, Black Women’s Federation (BWF), Union of Black Journalists (UBJ). Vele politieke activisten en zwarte journalisten werden gearresteerd, gemarteld en zonder proces gevangengehouden.

Internationale reacties

Minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel sprak zijn verbijstering uit over de rigoureuze acties van het Zuid-Afrikaanse regiem. De Zuid-Afrikaanse Ambassadeur in Nederland vroeg om geduld voor een politiek van geleidelijke veranderingen door zijn regiem…….

De Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAU)42 vroeg de VN internationaal bindende economische en militaire sancties tegen het Apartheidsregiem af te kondigen. Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten gebruikten hun vetorecht om dat tegen te houden. Deze landen stemden wel in met een bindend wapenembargo waarin wapenhandel en militaire samenwerking met Zuid-Afrika werd verboden. Dit embargo had vooral een symbolische waarde. Zuid-Afrika produceerde al een groot deel van haar wapens zelf.

Militaire technologie wisselde men uit met landen als Israël, Argentinië (Videla), Taiwan, Marokko en Indonesië (Suharto). Na de afschaffing van Apartheid onderscheidde Mandela de couppleger, wrede bezetter van Oost-Timor en ‘the killer of communists in Indonesia’ Suharto met de Order of Good Hope.43  Suharto kreeg de onderscheiding voor zijn verdienste voor Zuid-Afrika en financiële steun aan het ANC. In de VN onthield de Mandela regering zich later van de stemming waarin Indonesië werd veroordeeld voor de annexatie en bezetting van Oost Timor, een voormalige Portugese kolonie.44

Reactie witte minderheid

Bij de exclusief witte Zuid-Afrikaanse parlementsverkiezingen in november 1977 boekte de partij van premier Vorster, de Nasionale Party, een monsterzege. Nooit eerder behaalde de Apartheidspartij zoveel zetels. Opnieuw stelden de witte stemmers hun belangen boven het onrecht waar die belangen in geworteld lagen. Vierkant stelden zij zich achter de brute repressie van Vorster met zijn fascistische verleden.45

In Nederland schaarden fascisten zich openlijk achter het Vorsterregiem. Op de dag van de mensenrechten, 10 december, demonstreerden de fascisten van de NVU (Nederlandse Volks-Unie)46, onder leiding van Joop Glimmerveen, bij de Zuid-Afrikaanse Ambassade om steun te betuigen voor ‘een blank Zuid-Afrika’. Een tegendemonstratie van antifascisten met onder andere het Azania Komitee wilde dit verhinderen. Ter bescherming van de fascisten sloeg de politie hard in op de tegendemonstranten. Een aantal gewonde demonstranten moest voor behandeling naar het ziekenhuis. Het was de eerste keer na de oorlog dat een demonstratie van fascisten in Nederland openlijk onder politiebescherming kon plaatsvinden. In die dagen probeerde Justitie de NVU verboden te krijgen. Dat mislukte. Onder het mom van demonstratievrijheid gaan de fascisten vrijelijk de straat op. Tegenwoordig demonstreren fascistische groepen zoals Voorpost en Pegida voor de Zuid-Afrikaanse Ambassade tegen de ‘white genocide’.47

Vluchtelingen en bevrijdingsbewegingen

Na de Soweto opstand en het verbod op de BCM organisaties verlieten velen het land op de vlucht voor de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie. De BCM in ballingschap werd opgericht. De voormalige leiders van de SSRC, Khotso Seatlholo en Tsietsi Mashinini, richtten de Black Consciousness jeugdbeweging SAYRCO op.

Vluchtelingen sloten zich aan bij het ANC, PAC, BCM of SAYRCO in ballingschap. Het ANC en PAC waren in 1960 na hun verbod in Zuid-Afrika inmiddels door de VN erkende bevrijdingsbewegingen. Het ANC beschikte over de meeste financiële middelen dankzij steun vanuit het toenmalige Oostblok en westerse Anti-Apartheidsgroepen.

ANC positie

Directeur-generaal van het hoofdkwartier van de BPC in Botswana, Harry Nengwekhulu, sprak zich eind 1976 duidelijk uit tegen eenzijdige steun aan het ANC. Het ANC claimde volgens hem ten onrechte de Soweto opstand en eigende zich het informatiemonopolie toe. Het informatiemonopolie van het ANC en hun supporters beïnvloedde, volgens Nengwekhulu, de standpunten van de westerse regeringen. Het doorbreken van dit monopolie om de werkelijke geschiedenis van Soweto en het verzet te vertellen bleek nauwelijks mogelijk. Na het verbod van de BCM organisaties riepen ANC en aanverwanten op vanaf nu alleen het ANC te steunen als de enige bevrijdingsbeweging. De gevolgen daarvan zouden tot op de dag van vandaag doorklinken.

Het ANC bekritiseerde de Zwarte Bewustzijnsbeweging en Steve Biko. In hun officiële orgaan Sechaba 48 schreven ze: ‘Our youth needs ANC revolutionary leadership’. Ze wezen de BCM terecht omdat ze over het hoofd zagen samen te werken met ‘all anti-racist groups, irrespective of colour’. (…) ‘Thus the youth should discard the ‘go it alone’’. ‘To go it alone’ was een PAC leus. Het PAC en de Zwarte Bewustzijnsbeweging werden weggezet als racisten. Het ANC beschuldigde ‘splinter movements’ ervan ‘the extremely racial character of our situation when appealing to the youth’ uit te buiten. In werkelijkheid stonden en staan zowel het PAC als de Zwarte Bewustzijnsbeweging voor een non-raciale maatschappij. Binnen de bestaande ongelijke machtsverhoudingen van het koloniale Apartheidssysteem kon daar nog geen sprake van zijn.

In Sechaba 49 verklaarde Nkosazana Dlamini (voormalig leidster SASO) in 1977 dat de leiders van de Zwarte Bewustzijnsbeweging de belangen dienden van het westerse imperialisme. Kort daarna werd Biko gearresteerd en doodgemarteld. Na zijn dood claimde het ANC Steve Biko en spande hem postuum voor haar karretje. Toen de film Cry Freedom 50 over Biko in Nederland werd uitgebracht brachten de Nederlandse pro-ANC groepen pamfletten uit waarin Biko onterecht politiek werd gelinkt aan het ANC verwante UDF (United Democratic Front).51

1977 Demonstratie voor Zuid-Afrikaanse ambassade na dood Steve Biko

Demonstratie bij Zuid-Afrikaanse ambassade na verbod BCM organisaties, 1977


Poster picket-line 10 december 1977

Journaalbeelden Demonstratie Dag van de mensenrechten, 10 december 1977. (cineclub Vrijheidsfilms)

1978

AZAPO

In de jaren na de ingrijpende gebeurtenissen in 1976 en 1977 kreeg het Zuid-Afrikaanse regiem, ondanks zware repressie en reformistische lapmiddelen, het niet voor elkaar het zwarte verzet aan banden te leggen.

Als antwoord en vervolg op het verbod van de zwarte bewustzijnsorganisaties werd in april 1978 AZAPO (Azanian People’s Organisation) opgericht. Onmiddellijk werden verschillende leiders en leden gearresteerd. Een aantal kreeg een ‘banning order’.

AZAPO kwam die klap te boven en richtte organisaties voor jongeren (AZAYO), studenten (AZASM) en vrouwen (IMBELEKO) op. In de daarop volgende jaren domineerde AZAPO de bovengrondse politieke strijd tegen het Apartheidsregiem. Onvermoeibaar kwam ze op voor de internationale isolatie van het regiem. AZAPO trok de strijd voor een internationale culturele boycot van het regiem.

Het Zuid-Afrikaanse regiem probeerde de jaren daarna met repressieve middelen AZAPO, haar leiders en leden te vernietigen. AZAPO leden (en PAC aanhangers) stonden ook bloot aan beschuldigingen van collaboratie met het Zuid-Afrikaanse regiem door ANC/UDF aanhangers. Die beschuldigingen gaven de ANC/UDF aanhangers een alibi om hun politieke tegenstanders uit de weg te ruimen.52 Het Zuid-Afrikaanse regiem had op haar eigen wijze ook de hand in moordpartijen en wakkerde de onderlinge tegenstellingen tussen de bewegingen aan.  ANC/UDF, AZAPO, PAC en andere politieke tegenstanders behoorden tot de slachtoffers van het regiem.

AZAPO onderhield ondergronds nauwe connecties met de in ballingschap gevestigde BCMA (Black Consciousness Movement of Azania) en met haar gewapende BCMA vleugel AZANLA (Azanian National Liberation Army).

Dood Sobukwe

In 1978 overleed de leider en oprichter van het PAC, Robert Mangaliso Sobukwe. 53 Na zijn gevangenschap op Robben Eiland was hij in Kimberley onder huisarrest geplaatst. Tot op de dag van vandaag twijfelt men aan een natuurlijke doodsoorzaak.

De begrafenis van Sobukwe liep uit op een strijdbaar groot protest. Duizenden jonge Afrikanen stonden langs de weg om hem de laatste eer te bewijzen en waren aanwezig bij zijn begrafenis.

Soweto herdenkingen

Soweto en Sharpeville herdenkingen 54 stonden de komende jaren vast op de agenda van het zwarte verzet in binnen- en buitenland. Voorafgaand aan de tweede Soweto herdenking in juni arresteerde de politie in het hele land tussen de 2000 en 3000 mensen. De politie ging van deur tot deur. Ondanks alles vond er in de Regina Mundi kerk, in Soweto, een massale bijeenkomst plaats.

Het Azania Komitee organiseerde in Rotterdam, Breda, Nijmegen en Roosendaal manifestaties en demonstraties ter herdenking van Soweto. Majakathata Mokoena, lid van de SSRC leiding, getuigde van de gebeurtenissen in 1976.  In december 1976 had hij zijn land moeten ontvluchten.

Breda, juni 1978

Breda, juni 1978

Azaniaplein

Ter herdenking van Soweto werd op 16 juni het Afrikaanderplein in Rotterdam symbolisch omgedoopt tot Azaniaplein. Samen met onder andere PPR Rotterdam, Galerie Solidair 55  en Mike Nyakane Tsolo (PAC balling)56 stond het Azania Komitee stil bij de vele doden die gevallen waren voor de bevrijding van hun land.

Rotterdam 16 juni 1978. Vooraan in het midden Gladys en Mike Tsolo (PAC)

In 1978 rondom 11 oktober, dag van solidariteit met politieke gevangenen in Azania, organiseerde het Azania Komitee bijeenkomsten in Roosendaal, Breda, Tilburg en Rotterdam. Sprekers waren Majakathata Mokoena van de SSRC en Mike Ngila Muendane van het PAC. De bijeenkomsten stonden in het teken van de processen tegen de Soweto 11 en de Bethal 18.

Rotterdam oktober 1978. Met Majakatha Mokoena (SSRC) en Mike Ngila Muendane (PAC). Van het Azania Komitee: Rita Grijzen (midden) en Stoffelien Korporaal (links)

1979  

Politieke processen

Voor hun aandeel in de voorbereiding en organisatie van de Soweto opstand stonden mensen terecht wegens terrorisme en samenzwering tegen het regiem. Langdurig voorarrest met marteling en langdurige eenzame opsluiting gingen vooraf aan een proces. Sommige gevangenen overleefden het voorarrest niet.

SSRC Soweto 11

In 1979 kwam het tot een veroordeling van de eerder in dit artikel genoemde 11 SSRC leiders (de Soweto 11). Deze jonge mensen werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van 4 tot 8 jaar voor het organiseren van de Soweto opstand.

Bethal Treason Trial

Het Bethal Treason Trial, één van de langstlopende processen tegen 18 PAC en BC leiders 57 eindigde in 1979 met veroordelingen voor terrorisme en samenzwering tussen 1963 en 1977. De ‘gebande’ PAC leider Sobukwe stond als eerste op de lijst van 86 mede-samenzweerders. De staat riep 165 getuigen op. De straffen varieerden van 5 tot 15 jaar op Robbeneiland. Hoofdverdachte PAC leider Zeph Mothopeng werd tot 2 maal 15 jaar Robbeneiland veroordeeld. Hij en 2 andere beschuldigden zaten al eerder op Robbeneiland gevangen. Hun leeftijd varieerde van 21 tot 66 jaar.

Het proces vond achter gesloten deuren plaats. De pers werd zoveel mogelijk weggehouden. Hierdoor en door de anti-BCM en anti-PAC opstelling van de Anti-Apartheidsorganisaties bleven de namen van de gevangen vrouwen en mannen en hun gruwelijke behandeling voor het grote publiek verborgen.

Picket-line voor de Bethal 18 voor Zuid-Afrikaanse ambassade, 1978

De veroordeelden: 1. Zeph Mothopeng (65), medeoprichter van het PAC; 2. John Ganya (48), mijnwerker en ondergronds PAC kader; 3. Mark Shinners (37), PAC leider in Pretoria; 4. Bennie Ntoele (38), PAC leider in Mamelodi; 5. Hamilton Keke (42), PAC leider Eastern Cape; 6. Sithembele Khala (24), Orlando West High School afgevaardigde in Soweto bij SSRC en actief voor PAC; 7. Alfred Ntshalinthsali (47), taxichauffeur en ingezetene van Swaziland; 8. Julius Landingwe (29), BC lid en organisator van NAYO; 9. Zolile Ghost Ndindwa (26), een BC leider in Kaapstad; 10. Moffat Zungu (28), chef fotograaf van de krant The World; 11. Mhlope Goodwill Moni (24), studentenleider in de Westelijke Kaap en PAC activist; 12. Jerome Kodisang (26), APLA (Azanian People’s Liberation Army) guerilla getraind in Oeganda, Soedan, Egypte en Libië; 13. Sello Mke Matsobane (36), PAC leider en oprichter van de Young African Religious Movement; 14. Johnson Nyathi (32), langdurig PAC lid  en gemeenschapsleider in Kagiso; 15. Themba Hlatswayo (21), voorzitter van de SRC (Student Representative Council) in Kagiso en PAC activist; 16. Molatlhegi Tlhale (22), BCM studentenleider in Kagiso; 17. Rodney Tsoletsane (20), studentenleider in Kagiso; 18. Daniel Bizza Matsobane (31), SASO lid en hoofd van het alfabetiseringsonderwijs voor volwassenen bij het Wilgespruit Fellowship Centre.58

Vanaf 1977 zaten de Bethal 18 gevangen. Tijdens hun voorarrest verloren 4 PAC leden het leven door martelingen: 1. Samuel Malinga, hij onderhield de contacten tussen de PAC leiding in het buitenland en Zeph Mothopeng in Soweto en Mangaliso Sobukwe in Kimberley; 2. Aaron Khoza, een ex-politieke gevangene en activist die werkte met de jeugd in Kagiso Township; 3. Dr. Naboth Ntshunsha, een ondergronds PAC leider in Soweto; 4. Bonaventura Sipho Malaza, studentenleider op een middelbare school in Kagiso.

Verzetsvrouwen Bethal proces

Een vijftal verzetsvrouwen ondergingen de brute behandeling van de Veiligheidsdienst omdat ze als vijandige getuigen en medeplichtigen in het proces werden gezien. Hun namen: Frozzy Shandu ka Mbatha, die het land doorkruiste met Saki Mafatshe, voormalige Robbeneiland gevangene en politiek commissaris van het PAC Hoofdkwartier in Tanzania; Cindy Radley, een onderwijzeres op de Alexandra High School; Lenah Mawela, schoonheidsspecialiste en fotomodel, verantwoordelijk voor het transport van rekruten voor militaire training in het buitenland; Victoria Makheta leidde een speciale PAC ondergrondse communicatie eenheid en werd gedwongen tegen haar echtgenoot Moffat Zungu te getuigen; Mado Dorcas Mosweu, werkend in het alfabetiseringsonderwijs voor volwassenen en collega van Dan Matsobane en Zeph Mothopeng bij het Wilgespruit Fellowship Centre en Urban Resource Centre.59

Geen vervolging Veiligheidspolitie

De Veiligheidspolitie zette ervaren specialistische en beruchte martelspecialisten in voor verhoor van de aangeklaagden en potentiële getuigen. Geen van deze mannen60  is na de afschaffing van Apartheid door de rechter ter verantwoording geroepen. Ondanks verzoeken daartoe weigert de ANC regering onderzoek te doen naar de praktijken van de Veiligheidspolitie (Special Branch) en hen aan te klagen.

Mahlangu (ANC) opgehangen

In 1977 werd Solomon Kalushi Mahlangu opgepakt. Hij was een vrijheidsstrijder van het ANC, lid van de gewapende vleugel Umkhonto we Sizwe. In 1978 is hij ter dood veroordeeld. In 1979 is ondanks internationale protesten het doodvonnis door ophanging uitgevoerd. Solomon Kalushi Mahlangu was 22 jaar oud.

II

Anti-Apartheid

Roep voor exclusieve steun aan ANC

Steun aan één van de bevrijdingsbewegingen ten koste van de anderen kreeg ook in Nederland navolging. Na het verbod op de organisaties van de Zwarte Bewustzijnsbeweging in 1977 riepen de Nederlandse Anti-Apartheidsorganisaties in koor op tot exclusieve steun aan het ANC. In feite volgden zij het advies van Craig Williamson (ANC lid, later ontmaskerd als Zuid-Afrikaanse spion en moordenaar). Williamson was adjunct-directeur van het IUEF (International University Exchange Fund).61 Aanvankelijk steunde het IUEF alle zwarte politieke organisaties in Zuid-Afrika. Na de komst van Williamson koos de organisatie voor exclusieve steun aan het ANC als de enige bevrijdingsbeweging.

In hun maandblad ‘Amandla’62 (mei 1978) betoogden KAIROS (een christelijke Anti-Apartheid organisatie), Boycot Outspan Actie (BOA) en Komitee Zuidelijk Afrika (KZA) in een reeks artikelen dat de keuze voor het ANC de meest zinvolle keuze was. Niet eerder waren deze comités zo expliciet in hun opvattingen. De AABN besloot al eerder voor exclusieve steun aan het ANC.

Op basis van onjuistheden over het PAC en de BCM probeerden zij de publieke opinie van hun gelijk te overtuigen. Zo schreef Eggenhuizen: ‘Het PAC probeert nationalistisch Afrikaans en dus racistisch anti-blank te opereren in Zuid-Afrika’. Hij verweet het PAC uit te gaan van een koloniale situatie in het land. Voor het gemak ging hij hiermee voorbij aan het feit dat de bevrijdingsbewegingen ANC en PAC door de VN erkend waren als wettige vertegenwoordigers van Zuid-Afrika/Azania. Het regiem in Zuid-Afrika had inmiddels een illegale status. De bevrijdingsstrijd ging immers verder dan enkel afschaffing van Apartheid. Dankzij het veto van de westerse landen in de Veiligheidsraad kon het illegale koloniale regiem niet uit de VN gezet worden, maar werd binnen de VN als een paria behandeld.

Bosgra (oprichter KZA) schreef: ‘Binnen de Zwarte Bewustzijnsbeweging en het PAC komt men heel sterk de gemakkelijke opvatting tegen dat het in Zuid-Afrika gaat om een strijd van zwart tegen blank’. Esau du Plessis beweerde dat het PAC werd geleid en opgericht door reactionaire anticommunisten. Du Plessis: ‘Zelfs Robert Sobukwe, één van de belangrijkste oprichters van het PAC (…)verklaarde: ‘Marxisten spreken in Afrika een vreemde taal’’. Een citaat dat volledig uit zijn verband is gerukt. Sobukwe antwoordde op de vraag of de strijd tegen witte overheersing inhield dat alle witte mensen onder deze noemer vielen. Hij zei dat ze allemaal aandeelhouder zijn in de NV Zuid-Afrikaanse onderdrukkingsmaatschappij. Ze kunnen kiezen of ze hun aandeel willen verliezen. Het communisme was volgens hem ongelukkig geweest met haar keus van vertegenwoordigers in Zuid-Afrika. Het PAC heeft de SACP (South African Communist Party), opgericht door witte liberalen, nooit als communistisch beschouwd.

Sobukwe: ‘We do not hate the European because he is white. We hate him because he is an oppressor’. Op de vraag of hij alle witte mensen als onderdrukkers zag antwoorde hij: ‘Once white domination has been overthrown and whites are not longer ‘the white boss’ but is an individual member of society there will be no reason to hate him’.63

Biko: ‘Some will charge we are racist but these people are using exactly the values we reject. We do not have the power to subjugate anyone. We are merely responding to provocation in the most realistic way. Racism does not imply exclusion of one race by another-it always presupposes that the exclusion is for the purposes of subjugation’.64

De schrijvers in ‘Amandla’ en het ANC brachten alles in stelling om witte mensen gerust te stellen door te kiezen voor het ANC.

Volgens du Plessis toonde de PAC leus ‘Afrika voor de Afrikanen’ aan dat het PAC een racistische ideologie vertegenwoordigde. De militaire vleugel van het PAC POQO (later APLA) beschreef du Plessis met minachting als ‘een beweging van ongericht geweld’ die volgens hem veel overeenkomst vertoonde met de Mau Mau beweging in Kenia. Du Plessis diskwalificeerde met deze opmerkingen zowel de antikoloniale opstand tegen het Engelse bewind in Kenia als het Panafrikanisme.65

De witte Zuid-Afrikaan Steven Bowey beweerde in ‘Amandla’ (januari 1981) dat het PAC zich racistisch opstelde.

De geciteerde schrijvers in ‘Amandla’ onderschreven het Handvest van de Vrijheid (Freedom Charter) waarop het ANC en aanverwante organisaties zich baseren. Het Handvest gaat uit van het principe dat Zuid-Afrika behoort aan allen die er wonen. Het betekent dat het gestolen land zowel aan de onderdrukker/bezetter als aan de onderdrukte onteigenden toebehoort. Het aannemen van het Handvest van de Vrijheid was de aanleiding voor de oprichting van het PAC door ANC leden die het hier niet mee eens waren. De teruggave van het land stond voor het PAC centraal. Ook de BCM verwierp om die reden het Handvest. Lybon Mabasa, leider AZAPO: ‘The primary conflict in South Africa is that of land, and all attemps to reduce the struggle to one of civil rights or anti-apartheid can only buy time for those who wield power’.66

Het ANC (en de SACP) ontkennen het historische feit dat het land aan de zwarte bevolking behoort. De BCM en het PAC stellen daar tegenover dat het onteigende, geroofde land teruggegeven dient te worden. Pas daarna kan er sprake zijn van een non-raciale maatschappij op basis van één mens één stem. Voor het PAC was ieder een Afrikaan die loyaal was aan Afrika. Sobukwe onderstreepte dat ‘er is maar één ras: het menselijk ras’.

Witte solidariteit?

Biko en Sobukwe waren van mening dat witte Zuid-Afrikanen vooral aan de slag moesten in hun eigen witte gemeenschappen in plaats van zich te bemoeien met de strijd van zwarte mensen. Frank B. Wilderson III schreef dat witte linkse mensen weigerden ‘to go against the concreteness of their communities, their own families, and themselves, rather than against the abstraction of ‘the system’’.67 Ze wierpen zich op het marxisme en zwarte arbeidersstrijd maar verzaakten de witte arbeidersklasse te organiseren tegen het kapitalisme en racisme.

De kerken in Nederland vonden het ook moeilijk hun witte positie op te geven. Ze lagen onder vuur van de zwarte gemeenschap in Zuid-Afrika: ‘We are sick and tired of those white Messiahs who martyr themselves abroad by talking about the suffering of the black people’.68  Nederland bleek deze kritiek aan  dovemansoren gericht. De christelijke Anti-Apartheidsorganisatie KAIROS hield de kerken voor om voor het ANC te kiezen want het PAC vond met ‘te exclusief zwart’.

Biko schreef over de rol van witte mensen: ‘Not only have they kicked the black man; they have also told him how to react to that kick’.69 Door witte mensen gedomineerde solidariteit loopt uit op het beheersen van de zwarte reactie op witte onderdrukking. De KZA terechtwijzing van de toen pas opgerichte  ‘Vereniging van Zuid-Afrikanen in ballingschap’(SAIE)70 is een illustratie daarvan.

SAIE had de Synode van de Hervormde Kerk gevraagd steun te geven aan de gehele Zuid-Afrikaanse bevrijdingsbeweging dus ook het PAC en BCM. Dat zinde het KZA niet. Zij schreven in maart 1978 71: ‘Wij beginnen enigszins ongerust te worden over sommige van jullie activiteiten, zoals het schrijven aan de Synode van de Hervormde Kerk van 10 februari j.l. Wij vragen ons af of jullie je realiseren welke consequenties jullie opstelling heeft voor de steun vanuit Nederland aan de bevrijdingsstrijd van Zuid-Afrika’.

De brief vervolgt met het rechtvaardigen van de exclusieve steun aan het ANC. Het KZA verwijt SAIE ‘miskenning van politieke realiteiten’ en ‘stemmingmakerij’ tegen hun keuze voor steun aan het ANC. SAIE zou ‘de bevrijdingsstrijd als geheel ernstig in gevaar’ brengen. De brief eindigt: ‘Wij verzoeken jullie dringend de negatieve consequenties van jullie opstelling goed onder ogen te zien’.

SAIE antwoordde het KZA: ‘..het is uiterst arrogant van jullie om te insinueren dat mensen die de kogels van de fascistische politie hebben getrotseerd en die een tijd hebben doorgebracht in de Zuid-Afrikaanse gevangenissen vanwege hun politieke betrokkenheid lichtvaardig omspringen met opvattingen over de nationale bevrijdingsstrijd in ons land. Jullie paternalistische taal is niet alleen beledigend, maar ook duidelijk racistisch want jullie matigen je aan dat de strijd waarin wij betrokken zijn te ingewikkeld is om door zwarten begrepen te worden’.72

In de jaren na de Soweto opstand ontstond er een ware hausse aan internationale conferenties tegen Apartheid. Westerse witte (gesubsidieerde) Anti-Apartheidsgroepen en groepen uit de voormalige Oostbloklanden domineerden het toneel. Zwarte solidariteitsgroepen kwamen amper aan bod. Zij beschikten over veel minder financiële middelen. Witte mensen wierpen zich op als deskundigen, werden onaantastbare instituten, die zelfgenoegzaam elkaar feliciteerden en geen tegenspraak dulden.

Een voorbeeld is de International NGO Conference for the independence of Namibia and the eradication of Apartheid, gehouden in Genève, juli 1984.73 Het Azania Komitee was naast de KZA, BOA, AABN en KAIROS uitgenodigd. Al deze organisaties uit Nederland werden geacht uit hun midden één vertegenwoordiger te kiezen die de conferentie mocht toespreken. Vanuit hun positie sloten de pro-ANC organisaties uit dat de vertegenwoordiger van het Azania Komitee ook namens hen zou kunnen spreken. Het Azania Komitee wilde zich ook niet door hen laten vertegenwoordigen. Na lang soebatten bij de organisatie kreeg het Azania Komitee ondanks de tegenwerking van de andere Nederlandse organisaties toch het woord.

Het Azania Komitee sprak over de betekenis van de Zuid-Afrikaanse verzetsstrijd in het land zelf en de lakse houding van de internationale solidariteitsorganisaties. In die tijd nam het Zuid-Afrikaanse regiem harde repressieve maatregelen tegen AZAPO, de enige legaal opererende zwarte verzetsorganisatie in Zuid-Afrika. Leden en leiders werden opgepakt, kantoren overhoop gehaald etc. De internationale solidariteitsorganisaties hielden zich stil. Het Azania Komitee vroeg de deelnemers waarom iedereen hierover zweeg. Had het te maken met hun verwijt dat AZAPO racistisch was omdat zij anti-wit zou zijn? Kwam hun zorg voor de witte Zuid-Afrikanen voort uit hun eigen witte positie en uit dezelfde arrogantie die deel uitmaakt van de onderdrukking? De zaal en de voorzitter bleven stil.

Tot slot vroeg het Azania Komitee de solidariteitsorganisaties de strijd van het volk van Azania en haar organisaties in zijn geheel te steunen in plaats van deze of gene organisatie of persoon een favoriete rol toe te kennen of als authentiek te bestempelen. De solidariteitsorganisaties zouden zo veel mogelijk juiste en evenwichtige informatie behoren te geven. Voorkomen moest worden dat de strijd door opportunistische en sektarische manoeuvres van buitenaf zou worden bepaald.

De speech van het Azania Komitee werd niet opgenomen in het verslag van de conferentie.74

Een jaar later werd een soortgelijke conferentie in Genève gehouden. De vertegenwoordiger van de International Union of Students (Burkhard Hermann) bekende aan de vertegenwoordiger van het Azania Komitee nog nooit van het PAC of BCM gehoord te hebben. ‘Sharpeville en Soweto, ja dat wel, maar was dat dan niet van het ANC? Verbaasd en als Tsjechoslowaaks lid van het DDR [voormalig Oost-Duitsland] secretariaat van zijn organisatie verzocht hij mij eens wat informatie naar Praag te sturen’.75

Gevolgen eenzijdige steun

De Soweto opstand genereerde wereldwijd steun en sympathie. De solidariteitsorganisaties zagen hun aantal leden en sympathisanten toenemen. In Nederland verwierven de organisaties subsidies en groeiden uit tot gevestigde instituten. Ze oefenden een grote invloed uit op de media, politieke partijen, hulporganisaties, culturele organisaties en vakbonden.

De media hadden alleen witte correspondenten (nu nog steeds) in Zuid-Afrika en de rest van Afrika. De Ghanese journalist Cameron Duodu vroeg zich in 1986 af waarom. Was het omdat men ervan uitging dat witte journalisten objectiever berichtten? Hij concludeerde dat praktisch de hele witte pers racistisch was.76

Het dictaat van deze Nederlandse solidariteitsorganisaties over wie wel en geen steun moest krijgen betekende geen podium voor radicale bevrijdingsbewegingen zoals de BCM en het PAC.

De houding van de Anti-Apartheidsorganisaties sloot in feite aan bij de politiek van de VS. In 1978 riep de Rockefeller Foundation een studiecommissie bijeen om de Amerikaanse politiek tegenover Zuid-Afrika te adviseren.77 Het eindrapport waarschuwde voor de groeiende invloed van de toenmalige Sovjet Unie op het ANC. De politiek strategische belangen en bedrijfsbelangen (toegang tot Zuid-Afrika’s grondstoffen) van de VS zouden het best gediend zijn door de politieke macht in Zuid-Afrika ‘te delen met alle rassen’. Vervolgens steunde de Foundation het ANC. Daarna, schreef Arundhathi Roy, ‘keerde het ANC zich tegen de meer radicale organisaties zoals Biko’s Black Consciousness Movement en elimineerde deze min of meer’.78

Deze inmenging vanuit verschillende kanten in de bevrijdingsstrijd had een enorme impact op de niet aan het ANC verbonden organisaties en hun leden. Het trof hen op vele manieren en leidde tot levensbedreigende situaties.

Over het geweld tussen AZAPO en UDF (gelieerd aan het ANC) schrijven de auteurs van Biko Lives:  ‘This violence has not been accounted for, nor has the role played by international solidarity organisations in the weakening of the  BCM. The Truth and Reconciliation Commission (TRC) did not have hearings on these atrocities. It is a well-known but unspoken fact that in places like Bekkersdal township in the North West province and Wallmer in the Eastern Cape lie the graves of dozens if not hundreds of BC movement members who were killed because they dared to say Biko is our father. So too the role of external interests in promoting one section of the liberation movement while denigrating the other still cries out for analysis and documentation’.79

In de jaren ’80 vonden er besprekingen plaats tussen het UDF en organisaties van de multinationale mijnonderneming Anglo American. 80 Het waren voorbereidingen op de situatie na afschaffing van Apartheid waarin de belangen van de grote bedrijven onaantastbaar zouden blijven.

Poster Azania Komitee

Exclusieve financiële steun voor ANC

Financiële steun of onthouding daarvan waren belangrijk instrumenten om de koers van de bevrijdingsstrijd te controleren en te beheersen.

In zijn proefschrift Aan de goede kant; een geschiedenis van de Nederlandse anti-apartheidsbeweging 1960-199082, onderzocht Roeland Muskens onder meer hoe Nederlandse en Europese financiering van projecten van de verzetsbewegingen in en buiten Zuid-Afrika georganiseerd en gemanipuleerd werd.

NGO’s zoals het protestantse ICCO en het katholieke Cebemo gaven tussen 1979 en 1990 79 miljoen gulden uit aan projecten in Zuid-Afrika. Gedeeltelijk waren deze projecten medegefinancierd door de Nederlandse regering. De regering wilde sociale ontwikkelingen in Zuid-Afrika bevorderen om vreedzame hervormingen door te voeren. Daarnaast gaf men humanitaire steun aan de slachtoffers van Apartheid. Zo kregen in 1978 het ANC en PAC een half miljoen gulden voor vluchtelingenhulp. Tussen 1985 en 1990 gaf Buitenlandse Zaken 66 miljoen gulden uit en nog meer via de Ngo’s. Dit geld ging voornamelijk naar ANC projecten.

Zweden doneerde sinds eind van de jaren ’70 jaarlijks zo’n 7,5 miljoen gulden direct aan het ANC. Het KZA wilde dat de Nederlandse regering dit voorbeeld zou navolgen. Zo ver kwam het niet. Wel lukte het via indirecte wegen veel geld voor het ANC binnen te halen.

Sinds 1986 bestond de mogelijkheid van medefinanciering door de EU (Europese Unie). Zo kreeg het KZA in 1987 3,5 miljoen gulden voor ANC projecten in en buiten Zuid-Afrika. In 1988 en 1989  ontvingen ze respectievelijk 4,3 en 5,1 miljoen. Na 1989 daalde de hoogte van de bedragen. In 1990 ging het om 5,1 miljoen, in 1991 was dat 3,4 miljoen, in 1993 1,8 miljoen. In 1994 lag het bedrag hoger: 3,2 miljoen waarvan 2,8 miljoen bestemd was voor de verkiezingscampagne van het ANC. Met deze bedragen was het KZA wereldwijd de grootste particuliere donor van het ANC.

In 1983 werd het aan het ANC gelieerde UDF opgericht. NOVIB (nu Oxfam) steunde het UDF in 1984 met 100.000 gulden en in 1985 met 350.000 gulden. In 1987 had het UDF de beschikking over een jaarlijks budget van 2 miljoen rand en meer dan 80 fulltime werknemers. Samen met de aangesloten organisaties ontvingen zij circa 200 miljoen rand in hetzelfde jaar. 83 Cynisch merkte men op dat doordat het UDF relatief veel witte mensen in de leiding had het veel geld genereerde van witte donoren.

In 1986 was er in totaal 6.750.000 gulden uitgegeven aan projecten in Zuid-Afrika. Muskens schrijft dat in de tweede helft van de jaren ’80 het zelfs moeilijk was om projecten te vinden voor al het beschikbare geld. Er ontstond een wedstrijd met de Scandinavische landen voor het in de wacht slepen van de beste projecten.

EU

Pro-ANC activisten manipuleerden de EU om geld exclusief aan het ANC te doen toekomen. Aan Muskens vertelden Paul Staal (KZA) en David Sogge hoe dat in zijn werk ging.

Met dominee Beyers Naudé bedacht Paul Staal dat de steun voornamelijk gestuurd zou worden via de Zuid-Afrikaanse ontwikkelingsorganisatie Kagiso Trust, de SACBC (Zuid-Afrikaanse Katholieke Bisschoppenconferentie) en SACC (Zuid-Afrikaanse Raad van Kerken).

Volgens Staal was de hele opzet door Beyers Naudé en hemzelf uitgedacht, en vervolgens op een fenomenale manier door Naudé en Tutu aan de Europese ambtenaren verkocht. Staal: ‘Het masterplan was dat de EG-gelden alleen bij het ANC en daaraan gelieerde organisaties terecht zou komen, en dus niet bij de Inkatha Freedom Party van Buthelezi. In Europa was vooral de regering van Margaret Thatcher erop gebrand dat Buthelezi mee zou delen in het geld’’.

Staal  vervolgt: ‘Beyers en ik bedachten dat de SACBC, de SACC, de vakbonden en de Kagiso Trust de projecten zouden uitkiezen. Deze partijen waren boven iedere twijfel verheven, maar waren tevens zeer op de hand van het ANC. Brussel is er makkelijk ingetuind dat we op deze manier zowel Buthelezi, het PAC en de BCM buiten de deur hielden’.84

Volgens David Sogge 85 was het ‘van meet af aan duidelijk – ook bij de Europese ambtenaren – dat het geld naar ANC-gelieerde clubs zou gaan. Dat was de hele opzet. Er zijn een paar kleine uitzonderingen geweest: NACTU [de bond van het PAC, Roeland Muskens] kreeg een beetje geld en een ander project was de steun aan de organisaties voor Zuid-Afrikaanse MKB-werkgevers, de NAFCOC. Dat was om de liberalen in Europa tevreden te stellen. Wie wel altijd buiten de boot viel was Inkatha. Vooral de Thatcherites waren erg op de hand van Buthelezi. Maar uiteindelijk was het gewoon een feit dat het geld bestemd was voor ‘links’. En ‘links’ dat betekende het ANC. Ook het PAC was zo goed als uitgesloten van deze fondsen. Reden voor het PAC om te concluderen: ‘…. money flows in a one-way ideological direction’’.

Muskens: ‘Tussen 1986 en 1994 is er in totaal ruim 450 miljoen ECU [voorloper Euro] in het kader van het Special Programme van de EU uitgegeven. Het is daarmee één van de grootste ontwikkelingsprogramma’s die de EU ooit voor één enkel land heeft ingezet. De omvang van het programma is vooral opmerkelijk omdat het niet gebaseerd was op enige Europese wetgeving. Het was een additioneel programma, waarbij niet de Commissie of de Raad van Ministers over het budget ging, maar het Europees Parlement. Het grootste gedeelte van het geld is direct besteed via de Kagiso Trust en de katholieke en protestantse kerken in Zuid-Afrika. Europese NGO’s hebben gezamenlijk in totaal 127 miljoen ECU aan Europees geld doorgesluisd. De Nederlandse deelnemers hebben hiervan iets meer dan een vijfde deel voor hun rekening genomen: Hivos (3,4 miljoen ECU), ICCO (4,4 miljoen), Cebemo/Vastenaktie (6,2 miljoen), Novib (6,9 miljoen) en KZA (7,6 miljoen). Voor deze organisaties was het vooral de moeite waard omdat zij van deze bedragen 6 procent (later bijgesteld tot 5 procent) konden afhouden voor overhead. Omdat de rapportage-eisen minimaal waren en de Zuid-Afrikaanse partners bovendien de lokale projecten identificeerden en contacten onderhielden, konden de hulporganisaties flink verdienen aan de EG-hulp aan Zuid-Afrika’.

Resultaat

De Anti-Apartheidorganisaties en de westerse landen bereikten hun doel. Het ANC won de eerste algemene verkiezingen in Zuid-Afrika in 1994. Hun kandidaat Mandela werd president. De Apartheid werd afgeschaft. De rest bleef zoals het was. Geen teruggave van het land, geen nationalisering van de grondstoffen (Zuid-Afrika is de grootste producent van platina en staat in de top drie van de goud-, diamanten- en chroomhandel) en geen herstelbetalingen. Kapitaal bleef in witte handen. Na 25 jaar is het ANC nog steeds aan de macht en behoort het land tot één van de meest ongelijke landen in de wereld. Recente cijfers geven aan dat 40,3 % van de jeugd tussen de 15 en 34 jaar werkeloos is of niet naar school gaat.86

Arundhati Roy: ‘Today in South Africa, a clutch of Mercedes-driving former radicals and trade unionists rule the country. But that is more than enough to perpetuate the myth of black liberation’.87

III

Ongewenste historische feiten

Erfgoedwording en musealisering verzetsstrijd

In de Vilakazistraat in Soweto komt de geschiedenis van politiek activisme en de confrontatie met het regiem samen. De straat, waar de Nobelprijswinnaars Tutu en Mandela woonden, is een toeristische trekpleister geworden met herinneringen aan en een betwistbare interpretatie van een strijdbaar verleden.

Luvuyo Dondolo 88 neemt de Vilakazistraat als voorbeeld van het tot erfgoed maken en musealiseren van het verleden. Hij laat zien hoe het aan de macht zijnde ANC de geschiedenis ontdoet van ongewenste en onwelkome historische feiten. Hij vergelijkt het met de grote verhalen  van kolonialisme en Apartheid die waren gebaseerd op historische falsificatie en de mythe van witte superioriteit en nationalisme. Dondolo: ‘The ANC narrative of the past is not different from the white colonial and apartheid narratives in terms of approach and conceptual framework’.89

Hij geeft als voorbeeld hoe de geschiedenis van de opstanden in Sharpeville (21 maart 1960) en Soweto (16 juni 1976) vanuit het dominante ANC perspectief in deze straat wordt gepresenteerd. Van Mandela wordt bijvoorbeeld een foto getoond waarop hij zijn pasboek verbrand in verband met het protest tegen de Passenwetten in 1960 en aanleiding voor het bloedbad van Sharpeville op 21 maart. Het PAC en Sobukwe, de organisatoren van dit protest, worden niet genoemd.

De dag van 21 maart (Sharpeville 1960) wordt sinds de afschaffing van de Apartheid Human Rights Day genoemd. Dondolo: ‘The day has been de-politicised and de-historicised. In this central account, the Sharpeville massacre is overshadowed by the memory of it as the place where Mandela signed the new Constitution in December 1996. The Sharpeville massacre is replaced by a post-1994 event in the making of the ‘new’ South Africa’.

In de museale informatie over de Soweto opstand wordt de rol van de BCM en het PAC en hun leiders onderbelicht, zo niet uitgewist, ten faveure van het ANC.

De dag van 16 juni werd uitgeroepen tot Youth Day. Beide data, 21 maart en 16 juni , zijn weliswaar tot nationale herdenkings-en feestdagen gebombardeerd, maar Sharpeville en Soweto als symbolen van verzet zijn uit hun historische context gerukt.

Het Apartheidsonderwijs met het koloniale verleden drukt 25 jaar na de afschaffing van Apartheid nog steeds haar stempel op het huidige onderwijs en de samenleving. Geïnspireerd door de Soweto opstand rekent de huidige nieuwe generatie van studenten en docenten verder af met de hardnekkige erfenissen.

De versimpelde Mandelisation 90 van de complexe geschiedenis van de bevrijdingsstrijd vanuit het ANC perspectief is een traumatische belediging voor de strijders en slachtoffers die niet tot het ANC behoorden. De gevestigde westerse Anti-Apartheidsbewegingen zijn daar medeverantwoordelijk voor. Tijdens de strijd tegen het Apartheidsregiem voedden deze clubs mede dit ANC perspectief door de BCM, het PAC en anderen te marginaliseren en zelfs te criminaliseren. Destructieve ‘solidariteit’ heeft velen, al getraumatiseerd door het Zuid-Afrikaanse regiem, extra pijn gedaan en beschadigd.

Nu 25 jaar later heeft afschaffing van Apartheid de machts- en bezitsverhoudingen niet wezenlijk aangetast. De teruggave van het geroofde land en dekolonisatie verdwenen in de illusie van Anti-Apartheid.

________________________________________________________

©Marjan Boelsma, 25 augustus, 2019.

_______________________________________________________

Met dank aan Patricia Schor en André Kaïjim voor hun waardevolle opmerkingen en aanvullingen.

©Foto’s: Azania Komitee, Cineclub Vrijheidsfilms, Jan Warner. 

Citeren en publiceren van artikelen toegestaan met bronvermelding.

Noten

[1] Soweto was volgens de Apartheidswetgeving een township voor zwarte inwoners. Townships functioneerden als ‘agencies of oppression and white supremacy’, Luvuyo Dondolo in Apartheid spatial plan:  Heritagisation and museumification of the past at Vilakazi Street in Soweto’. From Reversing Urban Inequality in Johannesburg. Edited  by Melissa Tandiwe Myambo, (London, Routledge, 2018)

[2] Het ‘Afrikaans’ is voortgekomen uit de taal van de Nederlandse kolonisten in de 17de eeuw

[3] Azania is de bevrijdingsnaam voor Zuid-Afrika. Het PAC en BCM gebruiken deze naam. Het ANC was tegen deze benaming. Zij hielden vast aan de naam ‘Zuid-Afrika’

[4] Zeph Mothopeng was in 1959 één van de oprichters van de bevrijdingsbeweging PAC (Pan Afrikanistisch Congres)

[5] Steve Biko, ‘White Racism and Black Consciousness’ in I write what I like, a selection of his writings, edited with a personal memoir by Aelred Stubbs C.R. (London, The Bowerdean Press, 1978)

[6] Met Afrikanen worden de oorspronkelijke bewoners van Zuid-Afrika bedoeld. De ‘Indiers’ waren als contractarbeiders door de Britten naar Zuid-Afrika gebracht. ‘Kleurlingen’ zijn van gemengde afkomst. Volgens de rassenscheiding van het Apartheidssysteem stond hiërarchisch de witte minderheid bovenaan, vervolgens de ‘Indiërs’, dan de ‘kleurlingen’ met de Afrikanen als laagste groep in de raciale hiërarchie

[7] Ook wel Thuislanden genoemd

[8] Deel 1 Sharpeville https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/    en deel 2  https://tegenhetvergeten.nl/2018/10/30/sharpville-2nieuwe-versie/

[9] POQO was de voorloper van APLA, de gewapende vleugel van het PAC

[10] Van januari 1963 tot december 1965 waren er bijna tweehonderd politieke processen waarbij meer dan tweeduizend aangeklaagden waren betrokken. Velen werden zonder een proces gevangengezet. Gemiddeld werden er 2 Afrikanen per week opgehangen. De meeste gehangenen waren POQO (gewapende tak van het PAC) leden. Ernest Harsch, South Africa: White rule, black revolt. (New York, N.Y. Monad Press for Anchor Foundation, 1980)

More PAC activists hanged in 60s’ https://www.iol.co.za/the-star/more-pac-activists-hanged-in-60s-1198105

[11]Ernest Harsch, South Africa: White rule, black revolt. (New York, N.Y. Monad Press for Anchor Foundation, 1980)

[12] ibid

[13] ibid

[14] Mangena ging na afloop van zijn gevangenisstraf in ballingschap en werd BCMA voorzitter

[15] Deel 1 Sharpeville https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/  en deel 2  https://tegenhetvergeten.nl/2018/10/30/sharpville-2nieuwe-versie/

[16] https://www.sahistory.org.za/archive/graduation-speech-onkgopotse-tiro-university-north-29-april-1972

[17] https://www.sahistory.org.za/people/abram-ramothibi-onkgopotse-tiro  ‘towards the end of 1973 he found out that the police were planning to arrest him and he fled to Botswana, where he played a leading role in the activities of SASM, SASO and the BPC. While living a simple life at the Roman Catholic Mission at Khale, a village about 20km from Gaberone, he was instrumental in forging links with militant revolutionary groups such as the Palestinian Liberation Organisation (PLO) in 1973’

[18]https://mayihlome.wordpress.com/tag/onkgopotse-ramothibi-abram-tiro/

over de moord op Tiro en wie daarvoor verantwoordelijk waren

[19] ‘In October 1975, another mass bus boycott began, this time near the steel town of New Castle in northern Natal. For four weeks, up to forty thousand black industrial workers walked from eight [13 kilometers] to fourteen miles [23 kilometers] to and from work each day between New Castle and the townships of Madadeni and Osizweni, both located within KwaZulu’. Ernest Harsch, South Africa: White rule, black revolt. (New York, N.Y. Monad Press for Anchor Foundation, 1980)

[20] Azania Vrij 1976 nr. 5/6

[21] Steve Biko, I write what I like, a selection of his writings, edited with a personal memoir by Aelred Stubbs C.R. (London, The Bowerdean Press, 1978)

[22] De Bantustan of thuislanden politiek betekende dat het regiem 13% van het land in 9 Bantustans verdeelde voor de zwarte meerderheid. Stuk voor stuk zouden zij zogenaamd onafhankelijkheid verkrijgen. De inwoners werden tegen hun zin burgers in de door het regiem toegewezen gebieden. In oktober 1976 verkreeg Transkei als eerste onafhankelijkheid. Van deze burgers werkten 44% in de mijnen en witte stedelijke gebieden. Transkei ontbeerde een levensvatbare economie en bestond uit grote delen onvruchtbare grond. In de praktijk waren de thuislanden reservoirs van goedkope arbeid en een dumpplaats voor niet productieve zwarte mensen zoals bejaarden, zieken en kinderen. De onafhankelijkheid van Transkei werd internationaal niet erkend. De verboden bevrijdingsbewegingen ANC, PAC en de toen nog legaal opererende Zwarte Bewustzijnsbeweging verwierpen met kracht de Bantustan politiek

[23] Interview met Azania Vrij, nr. 4, 1978

[24] Azania Vrij 6/1- 1977/78

[25] Soweto Students’ Representative Council

[26] In de jaren ’80 werden vermeende collaborateurs met het Zuid-Afrikaanse regiem met een brandende autoband om hun nek om het leven gebracht

[27] http://disa.ukzn.ac.za/sites/default/files/pdf_files/ora19940818.000.009.000.pdf

[28] http://mayihlomenews.co.za/the-1976-students-uprising-in-cape-town/

[29] Mosibudi Mangena, On your own: Evolution of South Africa/Azania (Braamfontein, Skotaville Publishers, 1989)

[30] Azania Vrij archief IISG

[31] Het Azania Komitee werd in oktober 1974 opgericht en stelde zich tot doel de bevrijdingsbewegingen In Zuid-Afrika/Azania te steunen in hun strijd tegen het koloniale Apartheidsregiem. Zie verder https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/13/apartheid-anti-racisme-dekolonisatie15-april-2018/ https://tegenhetvergeten.nl/nederlands/

[32] Chilibeweging Rotterdam, FNV, IWOZ (Internationale Werkgroep Zuid), KONDA, LOSON, Namibië Werkgroep, Nivon Jongeren, Palestina Komitee Rotterdam, OVB (Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties), PPR Rotterdam, PSP Rotterdam en Schiedam, PvdA, Wereldwinkels Rotterdam Zuid, Capelle a/d IJssel en Alexanderpolder, KAO (Kommunistische Arbeiders Organisatie)

[33] https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/

[34] John Kane-Berman, South Africa: The Method in the Madness (London, Pluto Press, 1978)

[35] Cape Times, 18/9 1976

[36] Ernest Harsch, South Africa: White rule, black revolt. (New York, N.Y. Monad Press for Anchor Foundation, 1980)

[37] Zie ook http://psimg.jstor.org/fsi/img/pdf/t0/10.5555/al.sff.document.nuun1978_27_final.pdf

[38] http://psimg.jstor.org/fsi/img/pdf/t0/10.5555/al.sff.document.nuun1977_30_final.pdf

[39] Zweedse krant Expressen, 1977, 31 maart

[40] Azania Vrij, 1977, nr.3/4

[41] Steve Biko, Our Strategy for liberation in I write what I like, a selection of his writings, edited with a personal memoir by Aelred Stubbs C.R. (London, The Bowerdean Press, 1978)

[42] Sinds 2002 Afrikaanse Unie (AU)

[43] https://mg.co.za/article/1995-05-26-mandelas-strange-links-to-human-rights-abuser . Arundhati Roy, Capitalism: A Ghost Story (Verso Books, London, 2014)

[44] https://www.theguardian.com/world/1999/jun/17/southafrica.nelsonmandela

[45] Vorster was een prominente figuur in de fascistische organisatie Ossewabrandwag. Tijdens de Tweede Oorlog zat hij gevangen wegens zijn fascistische ideeën

[46] https://kafka.nl/nederlandse-volksunie-nvu/

[47] https://www.trouw.nl/nieuws/de-aloude-apartheidsangst-voor-het-swart-gevaar-herleeft~bc472c0e/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F

[48] Sechaba, third quarter 1976 http://www.disa.ukzn.ac.za/sites/default/files/pdf_files/sejul76.pdf.

[49] Sechaba 2, 1977 (printed in the GDR)

[50] Controversiële verfilming van het controversiële boek van Donald Woods over Biko. Beiden gaven volgens BCM critici geen juist beeld van Biko’s politiek en leven

[51] In juni 1983 richtte organisaties die zich verwant voelden aan de Zwarte bewustzijnsbeweging en het PAC het National Forum op. Vervolgens werd in augustus als tegenhanger het ANC gezinde UDF opgericht

[52] Andile Mngxitama, Amanda Alexander, Nigel Gibson, Biko Lives! Contesting the legacies of Steve Biko (New York, N.Y. Palgrave MacMillan, 2008)

[53] https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/

[54] https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/ en https://tegenhetvergeten.nl/2018/10/30/sharpville-2nieuwe-versie/

[55] Galerie Solidair was van de kunstenaars Ro Heilbron en Wim Gerritsen.

[56] https://tegenhetvergeten.nl/2018/05/03/sharpeville/ Tribute to Mike Nyakane Tsolo.

[57] http://mayihlomenews.co.za/the-secret-bethal-treason-trial-revisited/

[58] ibid

[59]http://mayihlomenews.co.za/the-secret-bethal-treason-trial-revisited/

[60] ‘A pack of notorious torture specialists and seasoned policemen were assigned from security branch head office at Compol building in Pretoria to deal with potential witnesses and the accused during detention. Spyker Van Wyk already had the blood of Imam Abdul Haron on his hands. The Imam was martyred whilst in detention for PAC underground activities in Cape Town in 1969. The other officers were Gert Visser, Andre Van Heerden Beukes, Theunis Adriaan Steyn, Cornelius Botha and their leader Major Erasmus’  http://mayihlomenews.co.za/the-secret-bethal-treason-trial-revisited/

[61] Het IUEF had haar kantoor in Genève. IUEF ontving uit Zweden (van regering en NGO’s) de meeste fondsen

[62] ‘Amandla’, mei 1978

[63] Sobukwe interview quoted in The Sowetan 26/2-1993

[64] Steve Biko, ‘The Quest for a True Humanity’ in I write what I like, a selection of his writings, edited with a personal memoir by Aelred Stubbs C.R. (London, The Bowerdean Press, 1978)

[65] Zie ook Reactie Azania Komitee in Azania Vrij, nr. 5, 1978

[66] Azania Presscuttings, 1984 -3.24

[67] Andile Mngxitama, Amanda Alexander, Nigel Gibson, Biko Lives! Contesting the legacies of Steve Biko (New York, N.Y. Palgrave MacMillan, 2008)

[68] Dagblad Trouw, 1985

[69] Steve Biko, ‘White Racism and Black Consciousness’ in I write what I like, a selection of his writings, edited with a personal memoir by Aelred Stubbs C.R. (London, The Bowerdean Press, 1978)

[70] South Afrika In Exile (SAIE)

[71] Brief gepubliceerd in Azania Vrij, 1978-4.3

[72] Ibid

[73] De Conferentie was georganiseerd door het Sub-Committee on Racism, Racial Discrimination, Apartheid and decolonisation of the Special NGO committee on human rights in cooperation with the  Special Committee Against Apartheid of the UN

[74] Azania Vrij, 1985-11.2

[75] Ibid

[76] Amnesty International Artikel 19 publication

[77] Arundhati Roy, Capitalism: A Ghost Story (Verso Books, London, 2014)

[78] ibid

[79] Andile Mngxitama, Amanda Alexander, Nigel Gibson, Biko Lives! Contesting the legacies of Steve Biko (New York, N.Y. Palgrave MacMillan, 2008)

[80] ’s Werelds grootste producent van platina en een belangrijke producent van diamanten, koper, nikkel, ijzererts en steenkool. https://nl.wikipedia.org/wiki/Anglo_American

[81] ‘After a number of meetings with the United Democratic Front leadership arranged secretly under auspices of Anglo American subsidiaries between 1986 and 1988 (Butler 2008, 274-77), the Consultative Business Movement (CBM) was created in 1988 to formalize interactions between business and the domestic wing of the struggle’. A. Butler, Democracy and Apartheid. Political Theory, Comparative Politics and the Modern South African State (New York, NY Palgrave Macmillan Ltd, 1998)

[82] Roeland Muskens, Aan de goede kant: biografie van de Nederlandse anti-apartheidsbeweging 1960-1990.  https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/313480

[83] Andile Mngxitama, Amanda Alexander, Nigel Gibson, Biko Lives! Contesting the legacies of Steve Biko (New York, N.Y. Palgrave MacMillan, 2008)

[84] Roeland Muskens, Aan de goede kant: biografie van de Nederlandse anti-apartheidsbeweging 1960-1990.  https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/313480

[85] David Sogge is nu werkzaam bij het Transnational Institute in Amsterdam

[86] https://www.trouw.nl/economie/de-tijd-van-economisch-optimisme-is-voorbij-in-zuid-afrika~b29d4fdc/ 

en https://edition.cnn.com/2019/05/07/africa/south-africa-elections-inequality-intl/index.html

[87] Arundhati Roy, Capitalism: A Ghost Story (Verso Books, London, 2014)

[88] Dr Luvuyo Dondolo is Director and Head of the Centre for Transdisciplinary Studies, Fort Hare University.

[89] Luvuyo M. Dondolo in Apartheid spatial plan: Heritagisation and museumification of the past at Vilakazi Street in Soweto’. From Reversing Urban Inequality in Johannesburg. Edited  by Melissa Tandiwe.(London, Routledge, 2018)

[90] Ibid